De wethouder Werk en Inkomen herinnert het zich nog goed, zegt ze: die ene foto op de voorpagina van Mare van afgelopen september van een internationale student, gehurkt voor zijn tent, die noodgedwongen op camping Stochemhoeve moest kamperen.
Voor het schrijnende kamertekort is op korte termijn geen oplossing, weet Yvonne van Delft. Ze weet echter ook dat onder de 3100 Leidse bijstandsgerechtigden veel eenzaamheid bestaat.
‘We worden steeds individualistischer en op onszelf. Toen dacht ik: zou het niet mogelijk zijn om deze mensen, als zij een kamer over hebben, de mogelijkheid te bieden die aan een student te verhuren?’
Voor zover bekend gebeurt dat nu niet of nauwelijks, staat in de toelichting op de pilot ‘Kamernood onder studenten en bijstand’. Een voor de hand liggende reden: volgens de zogeheten Participatiewet worden inkomsten uit verhuur in mindering gebracht op de uitkering.
Van Delft wil nu dat het in huis nemen van een student door bijstandsgerechtigden valt onder vrijwilligerswerk. De kamer mag dan maximaal 237 euro kosten (170 euro plus 67 euro onkosten) en de bijstandsgerechtigde mag dit bedrag houden. ‘Deze mensen hebben weinig te besteden’, zegt Van Delft. ‘Door ze niet te korten op hun bijstand zou daar de stimulans in kunnen zitten.’
Maar niet alle gemeenteraadsleden zien iets in de pilot, die van 1 juli 2019 tot 1 juli 2020 zou moeten lopen. Zo vindt VVD Leiden dat het plan ‘rammelt aan alle kanten’ en dat het college van burgemeester en wethouders ‘met twee maten meet’ en ‘oneerlijk beleid’ voert.
‘Het was dit college dat vorig jaar een verkameringsstop invoerde, waardoor woonhuizen voorlopig niet meer mogen worden opgedeeld in studentenkamers. Maar een bijstandsgerechtigde mag wel verdienen aan een woning die hij huurt van de woningcorporatie?’ schrijft de partij. Daarnaast zou het plan de prikkel wegnemen om bijstandsgerechtigden aan het werk te krijgen.
‘Erg jammer’, reageert Van Delft op die kritiek. ‘De insteek is dat het de kamernood onder studenten terugdringt. Bovendien is het een tijdelijke maatregel, we zijn ook bezig om 2700 studentenwoningen bij te bouwen. “Ga maar aan het werk!” is de eerste reactie. Ja, dat wil ik ook, maar dit plan staat daar los van. Het kan prima naast elkaar bestaan.’
Ook de landelijke de VVD-fractie is sceptisch en heeft maar liefst veertien Kamervragen gesteld. Het zou om een ‘illegale’ manier van onderhuur gaan. Verder beschuldigt de partij de wethouder van ‘onbehoorlijk bestuur’, omdat zij volgens het Leidsch Dagblad zou hebben gezegd: ‘Laten we het gewoon doen, dan zien we vanzelf wel of ze in Den Haag reageren.’ Dat citaat klopt niet, zegt Van Delft. ‘Ik had een genuanceerd verhaal waarin ik zei dat het onze interpretatie van de wet is om het als vrijwilligerswerk te zien. Als de wetgever zegt dat dit niet zo is bedoeld, dan horen we dat wel. Een journalist van het Leidsch Dagblad heeft dit ervan gemaakt.’
LD-journalist Loman Leefmans: ‘Ze had inderdaad een lang verhaal en ik snap dat ze liever wilde dat we dat allemaal hadden opgeschreven, maar het citaat klopt.’
Overigens heeft Van Delft nog meer kritiek op de krant. ‘Leidsch Dagblad heeft het over "steuntrekkers". Dat is een heel gekleurde term waar ik moeite mee heb.’ Leefmans reageert dat de redactie achteraf ook niet zo gelukkig was met die woordkeus. ‘"Steuntrekker" is een beetje archaïsch en is inmiddels in onbruik geraakt. Dat krijg je op een redactie met oude mannen.’
Voordat de pilot doorgang kan vinden, moet de wethouder het nog bespreken met de gemeenteraad. ‘Als iedereen tegen is, moet ik op mijn schreden terugkeren, maar ik verwacht dat niet. En als de ministers zeggen dat deze verhuurvorm verboden is, dan is het leuk geprobeerd maar zoeken we naar andere mogelijkheden.’
Intussen worden alle bijstandsgerechtigden met een brief op de hoogte gebracht van het plan. ‘Ik heb geen idee hoeveel mensen zich zullen aanmelden’, zegt Van Delft. ‘Maar stel dat één procent zich aanmeldt, zijn dat toch weer dertig kamers. Dat zou ik echt top vinden.’
En de studenten zelf? ‘Het is wat anders om in een Minervahuis op het Rapenburg te wonen dan bij iemand thuis in de Stevenshof’, realiseert de wethouder zich. ‘Maar ik denk dat ze dat liever hebben dan kamperen in een tent.’