Nieuws
CPB: evenveel studenten ondanks leenstelsel
Het percentage havo- en vwo-scholieren dat gaat studeren, is na de invoering van het leenstelsel gelijk gebleven. Dat blijkt uit een nieuwe publicatie van het Centraal Planbureau (CPB).
Susan Wichgers
dinsdag 12 mei 2020
De nieuwe lichting eerstejaars tijdens de eerste ochtend van de El Cid vorig jaar. Foto Remco den Arend

Het afschaffen van de basisbeurs in 2015 kon rekenen op veel kritiek: scholieren zouden minder gaan studeren, studenten ervaren meer prestatiedruk en blijven zitten met grote schulden.

Uit een nieuwe publicatie van het CPB blijkt nu dat het hoger onderwijs er wat betreft toegankelijkheid in ieder geval niet op achteruit is gegaan. Ondanks de afschaffing van de basisbeurs is het percentage middelbare scholieren dat gaat studeren hetzelfde gebleven, ongeacht het inkomen van de ouders.

Wel zijn meer studenten gaan lenen, en gemiddeld ook meer geld – zelfs een hoger bedrag dan ze kwijtgeraakt zijn aan de basisbeurs. 

Tegelijkertijd zijn ze niet meer gaan werken. Het aantal studenten met een bijbaan is gelijk gebleven: 45 procent van de ex-vwo’ers en 60 procent van de voormalig havisten werkt naast de studie. Ook het aantal uren is onveranderd.  

Een groot verschil met vóór 2015 is dat er minder studenten als uitwonend geregistreerd staan. Maar, schrijft het CPB, dat kan ook komen doordat studenten zich niet meer hoeven te registreren om een uitwonende beurs te ontvangen.

Verder staat er in het rapport dat de eerste tekenen erop wijzen dat het leenstelsel geen effect lijkt te hebben op het studiesucces: het aantal uitvallers is ook gelijk gebleven.

De toegankelijkheid van het onderwijs is kortom onveranderd, concludeert het CPB. Het leenstelsel wordt momenteel geëvalueerd door het ministerie van Onderwijs.