Nieuws
Net op tijd weg uit Afghanistan: ‘Het is sterven of vluchten’
Op het nippertje kon Tahmeeni Sattari nog ontkomen uit Afghanistan. ‘Het was de zwaarste week uit mijn bestaan.’
Anoushka Kloosterman
maandag 20 september 2021
Foto Air Mobility Command Public Affairs

Tahmeeni Sattari (28) werkte als gender-adviseur op de Nederlandse ambassade in Kabul. ‘Gericht op vrouwen, in de provincies, om te zorgen dat ze voor zichzelf opkomen en voor hun rechten opkomen. Dat is erg moeilijk. Het heeft jaren geduurd, maar we hebben onze doelen tot op zekere hoogte kunnen halen.’

Sattari is een van de sprekers bij een paneldiscussie over de situatie in Afghanistan in de hal van het Wijnhavencomplex in Den Haag, samen met hoogleraren Bert Koenders en Frans Osinga.

‘Wat er is gebeurd, maakt me heel erg verdrietig’, zegt ze. Toen haar thuisland in handen van de Taliban viel, duurde het een week en drie helse tochten naar het vliegveld voor Sattari naar Nederland kon komen. Eerder zei ze in een interview met Trouw het te willen zien als een ‘avontuur’. Maar als de discussieleider er nu naar vraagt, antwoordt ze: ‘Het was de zwaarste week uit mijn leven. Ik vind het moeilijk om het op een positieve manier als avontuur te zien.

‘We hadden de ambassade steeds verteld dat dit ging gebeuren, en dat ze een plan voor ons moesten maken, maar ze hebben te lang gewacht. Op een dag was iedereen weg. We hebben de hele week ge-sms’t en gebeld met collega’s om hulp te zoeken. Ze waren nog met de lijst bezig.

‘Aan de voorkant werd geschoten, en we renden’

‘Mijn naam kwam daar als een van de eerste op. Toen we onderweg waren naar het vliegveld, was ik zo blij dat de angst bijna voorbij was. Ik zat met mijn moeder, zus en vader in de auto. Overal Taliban. Ik was zo bang dat ik nauwelijks op durfde te kijken.

‘Aan de voorkant werd geschoten, en we renden. We dachten dat onze collega’s aan de andere kant waren en ze ons konden meenemen. Op dat moment doodden de Taliban nog niemand – dat was de afspraak met de Verenigde Staten. Maar we moesten hard duwen en het was heel eng.

‘We haalden de ingang van het militaire vliegveld en stonden daar uren. Mensen duwden en deden elkaar pijn. Iedereen vocht voor zijn leven. De Amerikanen en Britten hadden de leiding. Na vijf, zes uur kregen we te horen dat ze ons niet konden meenemen. Ze deden de deur niet open.

‘Ik was bang om terug te gaan, omdat ik weer langs de Taliban moest. De wegen waren dicht, dus we moesten lopen. Ik weet het nog goed, omdat ik een felle hoofddoek droeg (medewerkers van de Nederlandse ambassade droegen oranje hoofddoeken ter herkenning, red.). Ik dacht dat de Taliban me zouden herkennen, omdat de paar vrouwen die wel buiten waren, allemaal zwarte boerka’s droegen.
‘We deden nog een poging. Opnieuw haalden we het tot de deur, maar niemand kon ons helpen. Die tweede keer verloren we echt alle hoop. Zoals jullie op televisie hebben kunnen zien, was het al een worsteling om tot die deur te komen.

'Toen ik binnen was op het vliegveld was de nachtmerrie voorbij'

‘Toen kwam de derde poging. Ik raakte gewond. De trauma’s die we in die ene week hebben opgelopen, zijn…’
Ze stokt en begint te huilen. ‘Eindelijk haalden we het. Ik was gewond, mijn vader ook. Er waren kinderen die…’ Ze aarzelt even. ‘Ik zal niet in detail treden. Ik was opgelucht toen ik binnen was. De nachtmerrie was voorbij, en ik kon naar een plek waar er op zijn minst een toekomst voor me is.

‘Ik wil dat Nederlanders aardiger doen tegen vluchtelingen – de meesten van ons hebben geen keus. Het is sterven in ons land, langzaam doodgaan, of vluchten. Niemand verlaat zijn land als er niets aan de hand is. We laten alles achter waar we voor hebben gewerkt en moeten opnieuw beginnen.’