Wetenschap
Zij wonnen de ‘hoogste haalbare’ prijs: ‘Maar ik doe alleen wat ik interessant vind’
Drie Leidse onderzoekers ontvangen de hoogste onderscheiding van wetenschapfinancier NWO. De Spinozapremie beloont elk jaar onderzoekers die uitmuntend fundamenteel onderzoek hebben verricht. De Stevinpremie is voor onderzoekers die met hun onderzoek grote maatschappelijke impact hebben.
Mark Reid
woensdag 8 september 2021
Foto NWO

De Spinozapremie beloont elk jaar onderzoekers die uitmuntend fundamenteel onderzoek hebben verricht. De Stevinpremie wordt uitgereikt aan onderzoekers die met hun onderzoek grote maatschappelijke impact hebben.Aan elke premie is een bedrag van 2,5 miljoen euro gekoppeld, dat door de laureaten vrij te besteden is aan onderzoek en kennisbenutting. De overige Spinozapremies gingen naar de mediadeskundige José van Dijck (UU) en quantumwetenschapper Lieven Vandersypen (TUD). Cybersecurityspecialist Bart Jacobs (RU) won de andere Stevinpremie. De uitreiking van de premies zal plaatsvinden op 13 oktober.

‘We doen wél aan seksisme en racisme’

Judi Mesman is hoogleraar op het gebied van jeugd en diversiteit en won een Stevinpremie voor haar onderzoek naar de intergenerationele overdracht van sociale normen en gedragspatronen en haar inzet voor ‘sociale rechtvaardigheid binnen en buiten haar vakgebied’.

Wat is voor u belangrijker: wetenschappelijke kennis opdoen of maatschappelijke verandering bewerkstelligen?
‘Dat gaat hand in hand. Kennis om de kennis vind ik prachtig. Er is niks leukers om te leren van iemand die vier jaar onderzoek heeft gedaan naar het gebruik van de komma in een tekst. De kennis moet voorop staan, daar ben ik wetenschapper voor. Er zijn in mijn vakgebied nog heel veel dingen die we niet weten, omdat we daar geen onderzoekstraditie in hebben. Maar ik ben niet gemotiveerd om in tijdschriften te publiceren die alleen door vakgenoten gelezen worden. Kennis vergaren en benutten horen voor mij bij elkaar.’

 

Judi Mesman Foto: NWO/Studio Oostrum.

Wat is zo’n leegte?
‘In Nederland bestaat het beeld dat we niet doen aan seksisme en racisme. Dat is niet zo. We doen het best goed, maar er is absoluut ruimte voor meer bewustzijn en verandering. Ik denk dat dat zelfbeeld bij heeft gedragen aan het feit dat niemand zich geroepen voelde om onderzoek te doen. Inmiddels is de aandacht voor gender, cultuur en racisme enorm toegenomen. Ik heb ook wel een beetje geluk dat mijn onderzoekslijn valt in een tijd waarin daar aandacht voor is.’

Uw vakgebied is bij uitstek iets waar mensen sterke meningen over hebben. Hoe gaat u daar mee om?
‘Het is soms lastig. Andere laureaten zullen niet zulke bergen reacties over zich heen krijgen. Ik zie vaak een tegenstelling tussen de ervaring van een individu, en wetenschappelijk onderzoek dat gaat over groepen en gemiddeldes. Het gebeurt in de collegezaal ook regelmatig dat iemand zegt: “U zegt dat meisjes dit, of jongens dat, maar bij mij is dat heel anders.” Dat is een kwestie van geduldig uitleggen. Ik geef ook bijna altijd antwoord op mails die ik krijg, zelfs als de schrijvers boos zijn. Behalve als ze schelden, dan niet.’

Botsen uw eigen ideeën of idealen wel eens met uw onderzoeksresultaten?
‘Van tevoren weet je niet wat eruit komt. We hadden een hypothese dat ouders jongens en meisjes verschillend behandelen, maar ontdekten dat dat op heel veel vlakken niet zo was. We vonden wel heel subtiele maar belangrijke verschillen in de manier waarop ouders over jongens en meisjes praten: net een andere woordkeuze bijvoorbeeld. Maar als je kijkt naar brede opvoedingsdimensies zijn de verschillen minimaal. En als mensen zeggen dat ik een agenda heb om aan te tonen dat er seksisme in de opvoeding is, dan wijs ik bijvoorbeeld naar mijn onderzoeken waar je dat op veel vlakken niet ziet.’

Marc Koper Foto:NWO/Studio Oostrum

'Je hoeft niet door hoepels te springen'
 

Marc Koper is hoogleraar katalyse en oppervlaktechemie. Als elektrochemicus doet hij onderzoek naar de oppervlaktes van metalen elektrodes in chemische processen. Volgens de jury levert Koper ‘cruciale bijdragen aan het vergroenen van onze energievoorziening’.

Wat betekent de Spinozapremie voor u?
‘Het is een enorme eer: als Nederlandse wetenschapper is dit het hoogst haalbare. Het geeft een bepaalde vrijheid waarbij je niet door hoepels hoeft te springen. Als er een talentvol iemand langskomt, kan ik die makkelijk aannemen en lekker haar of zijn gang laten gaan. Voorheen kon je als hoogleraar een of twee promovendi uit de eerste geldstroom betalen. Ik denk dat veel wetenschappers daar behoefte aan hebben, maar tegenwoordig is dat lastig.’

Zijn er al nieuwe ideeën op komen borrelen?
‘Ja, die zijn er wel, maar of die zich gaan uitkristalliseren weet ik nog niet. Ik hoef het geld niet volgend jaar te hebben uitgegeven. Ik wil het grensgebied tussen de elektrochemie en de organische chemie opzoeken. Ooit ben ik fysisch chemicus geworden, misschien juist omdat ik de organische chemie niet zo leuk vond. Maar nu kom ik er achter dat het toch het hart van de scheikunde is. Ik vind het spannend om daar met mijn elektrochemie-achtergrond een steentje aan bij te dragen.’

'Zoiets zou ik ook wel willen doen voor een volgende generatie’

Er is in uw vakgebied een grote vraag naar toepassingen, maar uw eigen werk is heel fundamenteel. Krijgt u nooit de neiging om toegepast onderzoek te doen?
‘De enige neiging die ik heb is: de kant op gaan die ik interessant vind. Ik wil dingen uitzoeken, in detail doorgronden. Waar het dan goed voor is, vind ik minder interessant. Het aardige van mijn vak is dat de toepassing vaak niet zo heel ver weg is. We werken veel samen met het bedrijfsleven, maar altijd op voorwaarde dat er een interessante wetenschappelijke vraag is waarin ik me kan vastbijten. Dat leidt misschien niet altijd tot een oplossing van het praktische probleem, maar zorgt wel dat je er op een andere manier over gaat nadenken.’

Hoe kijkt u nu naar de toekomst?
‘Ik moet vooral denken aan het verleden. Ik ben zelf ooit in 1997 als wetenschapper begonnen in Eindhoven bij de groep van Rutger van Santen, die dat jaar de Spinozapremie won. Mijn allereerste promovendus werd betaald uit die premie. Ik denk nog steeds dat die promovendus, en zij was echt een goede, de grondslagen heeft gelegd voor het werk dat ik nu doe. Zoiets zou ik ook wel willen doen voor een volgende generatie.’

Maria Yazdanbakhsh Foto: NWO/Studio Oostrum.

'Arm en rijk verschillen ook in afweersysteem'


Hoogleraar cellulaire immunologie Maria Yazdanbakhsh kreeg een Spinozapremie voor haar onderzoek naar de relatie tussen parasitaire infecties en het immuunsysteem.

Waneer hoorde u dat u had gewonnen?
‘Marcel Levi, de voorzitter van de NWO belde me twee maanden geleden. Ik dacht dat het over een commissie ging, maar hij begon me meteen te feliciteren. Ik wist niet dat het LUMC me had voorgedragen, dus de Spinozapremie kwam als een totale verrassing.’

U combineert in uw onderzoek grote populatiestudies met detailwerk in het lab. Hoe is dat ontstaan?
‘Ik wil weten hoe parasieten zoals wormen zo lang, soms wel tientallen jaren, in hun gastheer kunnen blijven en wat voor effect dat heeft op ons immuunsysteem. Daarvoor moet je in gebieden zijn waar parasieten vaak voorkomen. En je kan niet maar één persoon bestuderen, maar een hele populatie. Dan ga je kijken wat er in het afweersysteem gebeurt waardoor bepaalde vaccins in sommige arme landen in Afrika of Azië niet zo goed werken. Deels heeft dat te maken met wat parasieten doen, deels ligt het aan andere factoren zoals bacteriën of virussen. Ik ben immunoloog, dus ik wil dat helemaal tot in de diepte begrijpen, tot op celniveau. En dat doe je in het lab.’

'Samen kun je zo veel bereiken'

Wat hoopt u te ontdekken?
‘Ik wil begrijpen hoe we de zwakke respons op vaccins in ruraal Afrika of Indonesië kunnen omkeren. Er is helaas geen makkelijk antwoord. Zelfs binnen een stad in Indonesië zie je verschillen. Als je arm bent, heb je een heel ander afweersystem dan als je rijk bent. Arme mensen hebben meer contact met ziekteverwekkers en parasieten, dat verandert de respons op vaccins. We kunnen die verschillen alleen echt verklaren door in de immunologie te duiken.’

Gaat u het geld van de Spinozapremie daarvoor gebruiken?
‘Gedeeltelijk ja. Ik wil vooral graag jonge, talentvolle mensen aan mijn onderzoek verbinden. Samen met collega’s heb ik het LUMC Globalproject opgezet om meer internationale promovendi te binden. Ik ben trots dat in deze tijd dat iedereen naar binnen kijkt we juist aandacht geven aan internationalisering. En daar bedoel ik niet alleen samenwerking met de Harvards en Oxfords mee, maar ook de goede wetenschappers in de global south. Samen kun je zo veel bereiken en dat vind ik fantastisch.’