Cultuur
Het is oorlog tussen Leidse historici, schrijft Berend Sommer in roman
In zijn derde roman Gouden dagen schetst Berend Sommer een academische oorlog aan de Leidse universiteit waar vooruitstrevende historici de uitgerangeerde fossielen willen verdrijven. Ook de lulligheid van het Lipsius laat hij niet onbesproken.
Vincent Bongers
donderdag 2 juni 2022
Vlak voor de viering van het 444-jarige bestaan van de Leidse universiteit maken enkele hoogleraren nog snel een selfie, 2019.Foto Sjoep de Jong

Dit is de ‘olifant in de kamer, ik hoop te promoveren op een witte man met macht’, zegt Wanda Waldeck, het hoofdpersonage uit de vorige week verschenen roman Gouden dagen van Berend Sommer, tegen haar collega-promovendi in het Huizingagebouw.

Sommer (1990) die bij de Nederlandse ambassade in Parijs werkt, duikt in zijn derde roman op de cultuuroorlog die woedt op het Leidse Instituut voor Geschiedenis waar hij zelf ook studeerde. Oude morsige mannelijke hoogleraren die ergens hoog op de apenrots in slaap zijn gesukkeld, moeten plaatsmaken voor een nieuwe golf historici die machtsstructuren willen blootleggen, deconstrueren en bekritiseren.

Morsige hoogleraren

Waldeck heeft door deze ontwikkeling het gevoel dat ze iets hopeloos achterhaalds en zelfs gênants doet: namelijk het privéleven van de negentiende-eeuwse Franse minister De Talleyrand onderzoeken voor haar proefschrift. Een onderwerp dat door haar collega’s wordt gezien ‘als stilstaand water, reactionair bijna’. De man als genie moet juist worden gesloopt.

Ze promoveert ook nog eens bij een fossiel van een hoogleraar, uiteraard een uitgerangeerde man. Deze Hans Verbruggen wordt door zijn collega’s gezien als een relict van de stoffige Leidse academische traditie. ‘Een dinosaurus die per toeval de meteorietinslag had overleefd. Mails beantwoordde hij alleen op maandag en vrijdag. Het was sneller om hem te benaderen wanneer hij brommend door de gangen liep, zoekend naar een collegezaal (“Die hokjes lijken ook allemaal zo verdomd op elkaar”) waarbij hij een oude regenjas en een Albert Heijn-tas vol boeken meetorste.’

Meelijwekkende man

Verbruggen mag dan een enigszins meelijwekkend figuur zijn, maar hij verzet zich wel als enige tegen de immer uitdijende universiteit en de tomeloze drang naar efficiëntie ten koste van kwaliteit.

De stoppen bij Verbruggen slaan door als het faculteitsbestuur besluit, enigszins overeenkomstig met de Leidse actualiteit, de boekenkasten van docenten en hoogleraren te offeren voor een gemeenschappelijke bibliotheek. ‘Er zou een lounge met velours banken komen: rustpunt in de hectische academische wereld. De gewonnen ruimte werd ingezet voor flexwerkplekken.’

‘Hij was een dinosaurus die per toeval de meteoriet­inslag had overleefd'

Sommer zet zijn personages met grove penstreken neer. Aan de andere kant van het front in de cultuuroorlog staat bijvoorbeeld Maria Dolores van Rijckevorsel (‘MD voor vrienden’), het type promovendus dat in Verenigde Staten heeft gestudeerd en vervolgens is gaan neerkijken op Nederland. ‘Sinds Princeton voelt dit allemaal zo kleinschalig, het is lastig je dat uit te leggen’, zeurt ze. ‘Zelfs Amsterdam – thank God for Amsterdam – voelt een beetje dorps. Ik fietste over die grachtjes en dacht: this is such an old place. And not in a good way.’

Inderdaad, ‘MD’ is zo’n figuur dat om elke zin Engelse kreten moet uiten, wat haar net zo onuitstaanbaar maakt als de vastgeroeste mastodonten tegen wie ze zich verzet.

Het Leidse decor is vooral zeer herkenbaar voor studenten en medewerkers van de Faculteit Geesteswetenschappen. Sommer laat bijvoorbeeld de lulligheid van het Lipsius niet onbesproken.

Genetwerk en gehossel

‘Het Literaire Café heette zo omdat een van de muren was bedekt met onscherp behang van een non-descripte boekenkast. Een norse Turk met snor serveerde koffie van Illy, 1,39 euro voor een espresso, een cappuccino voor 2,29 euro. Het rook er naar saucijzenbroodjes (2,39 euro).’

Waldeck wordt omringd door personages, vooral mannen, die haar tot op het bot frustreren. Zelf is ze echter ook niet erg inspirerend. Verveeld en op zoek naar een doel in haar leven tindert ze zich van het ene naar het andere bed.

Haar Amsterdamse vriendengroep is op dramatische wijze uit elkaar gevallen. Een van de leden die ze nog wel spreekt is Philip Hoekstra, die met sluw genetwerk en gehossel de publieke intellectueel van de dag wordt.

'Verveeld tindert ze zich van het ene naar het andere bed'

Hij is handig genoeg om zich bij De wereld draait door aan tafel te lullen, groeit bij De Correspondent uit tot grachtengordelhype en gaat steeds meer geloven dat hij als moderne Messias de wereld gaat redden.

Nog bespottelijker is de pompeuze Gabriël Gogel, een literair criticus van de Gazet van Leyde, ‘de laatste Nederlandse krant zonder functionerende internetsite’, die uitblinkt in geposeerde geleerdheid maar door iedereen wordt doorzien en uiteraard ziekelijk jaloers is op alle aandacht die Hoekstra krijgt.

Licht spottend

Sommer slaagt er goed in om deze figuren in al hun treurigheid neer te zetten en hun tekortkomingen lezen lekker weg. Maar een echt boeiend verhaal levert het niet op. Hoogleraar Verbruggen verdwijnt op mysterieuze wijze en Waldeck doet een wat halfslachtige poging om hem op te sporen. Er volgt zelfs nog een roadtrip naar het oosten van Europa nadat Waldeck en Gogel op een idiote wijze met elkaar in contact zijn gekomen.

Ook al overtuigt het plot niet erg, als een licht spottende schets van de Leidse academie en de wereld van mannelijke publieke (pseudo-)intellectuelen is de roman wel geslaagd.

Berend Sommer, Gouden dagen. Prometheus. 256 pag. € 20,-