Dat bleek tijdens de laatste faculteitsraadsvergadering van Geesteswetenschappen.

Nu is het nog zo dat docenten die hybride onderwijs geven voor aanvang van het college een cameraset met statief moeten ophalen, in het lokaal moeten opbouwen en na het college weer moeten afbreken en inleveren. De docent die daarna het lokaal gebruikt, moet diezelfde handelingen herhalen. Dat levert niet alleen een hoop gedoe op, maar kost de docenten ook veel tijd die zij liever steken in het voorbereiden van hun onderwijs.

Hoop gedoe

De opleidingsvoorzitters vroegen het faculteitsbestuur daarom om betere ondersteuning bij het geven van hybride onderwijs. ‘Daar zijn we achteraan gegaan en heeft erin geresulteerd dat het UFB besloten heeft om alle onderwijsruimtes in het Lipsius standaard uit te rusten met een camera op een statief’, zei bestuurslid Mirjam de Baar. ‘Docenten hoeven dus niet meer eerst een cameraset te halen, op te zetten en weer af te breken. Het is de bedoeling dat ze vanaf het tweede semester klaarstaan.’

Het nieuws over de camerasets werd medegedeeld tijdens het vergaderpunt ‘corona’, een terugkerend agenda-item waar kort de stand van zaken met de raad wordt gedeeld. Daar kwam ook langs dat er vooral onder studenten veel zorgen leven over het tweede semester.

‘Studenten willen plannen maken voor het nieuwe jaar: welke colleges ga ik volgen, hoe ga ik mijn  week indelen? Daarover bestaat veel onduidelijkheid’, zei faculteitsraadsvoorzitter Jan Sleutels. Ook benoemde hij dat er zorgen zijn onder de docenten: wat gebeurt er bijvoorbeeld met colleges boven de 75 personen?

Glazen bol

‘Ik begrijp dat het faculteitsbestuur geen glazen bol heeft waarin de ontwikkeling van corona voorspeld kan worden, dus ik verwacht geen wonderen, maar misschien kan er in de communicatie naar de staf en studenten iets worden gedaan om hen gerust te stellen’, aldus Sleutels.

‘Geruststellen terwijl we niks weten blijft een paradox’, reageerde decaan Mark Rutgers, ‘maar we zullen erover na moeten denken hoe we dat op een of andere manier kunnen adresseren.’