Cultuur
Klepzeiker belichtte maar een deel van zijn talent, vond Eric Schreurs (1958-2020)
De Leidse tekenaar Eric Schreurs, die vrijdag op 61-jarige leeftijd is overleden, werd bekend met de strip Joop Klepzeiker. Maar hij maakte ook vrijer werk, waarmee hij in 1999 in De Lakenhal exposeerde. ‘Tuurlijk is het veel geiniger’, zei hij destijds in een interview met Mare, ‘maar die strip is mijn vreten’.
Frank Provoost
dinsdag 2 juni 2020
Eric Scheurs in 1989. Foto Marc de Haan

Een close-up van een opengesperde groene aars is de eerste tekening die bezoekers van ‘Verzameld werk’ van Eric Schreurs te zien krijgen. ‘Sex with an alien’, verduidelijkt de maker, die overigens nog moet wennen aan het idee van een officiële expositie, in Stedelijk museum De Lakenhal. Nooit eerder gaf de tekenaar een dergelijke tentoonstelling. ‘Wel even iets naders, in zo’n groot stoffig monumentaal gebouw.’

Behalve met zijn geesteskind Joop Klepzeiker houdt Schreurs zich ook met vrijer werk bezig. Of zoals hij het zelf zegt: ‘Tekenen om het tekenen.’

Diepe slaaptoestand

Volgens hem verschilt dit werk wezenlijk van zijn strips. ‘Bij iedere pagina van Joop Klepzeiker moet er rechtsonder wat voor de lezer te lachen vallen. Als maker raak je zodoende ingekaderd in je eigen strip. In deze tekeningen is humor vaak wel aanwezig, maar er hoeft niet per se gelachen te worden.’

‘Bij Klepzeiker moet er rechtsonder wat te lachen vallen. Als maker raak je ingekaderd in je eigen strip’

Daarnaast is de manier van werken anders. Bij zijn strips tekent Schreurs meestal alleen de lijnen en de besteedt hij het inkleuren uit. Voor dit werk kleurde hij zelf alles in ‘met alles waar ook maar kleur vanaf komt’.

Dit levert betere nuances op en bovendien een fijn gevoel. ‘Ik had het gevoel dat de strips maar een deel van mijn talent belichtten, terwijl de rest zich in een diepe slaaptoestand bevond.’

Mezelf terugfluiten

Nu dit gedeelte is wakker geschud, lijkt er een soort splitsing in zijn oeuvre te ontstaan. ‘Wanneer ik aan een grote tekening bezig ben, lijkt het af en toe vanzelf te gaan. Alsof ik bezig ben aan mezelf te ontstijgen. Als ik dan later weer een Klepzeiker maak, moet ik mezelf voortdurend terugfluiten.’

Eric Schreurs op zijn expositie in De Lakenhal, in 1999. Foto Taco van der Eb

Vindt hij het vrijere werk leuker om te maken? ‘Tuurlijk is het veel geiniger. Het traject van de strips is voor mij inmiddels gesneden koek. De uitdaging is afgetopt. Van dit werk weet ik nog niet welke kant het zal opgaan.’

Niet dat hij zonder zijn strips kan of wil. ‘Puur om de simpele reden dat het mijn vreten is. Ik kan wel deftig gaan zeggen dat dit mijn nieuwe werk wordt, maar daar gaat de schoorsteen niet van roken. Het is overigens wel een koopexpositie. Zet dat er maar in.’

Dik bevleesd, barok dooraderd

Ondanks de tegenstellingen biedt het werk nog voldoende overeenkomsten met de strips. Zo vliegen net als bij Klepzeiker ook in De Lakenhal de geslachtsdelen in het rond. ‘Dik bevleesd en barok dooraderd’, omschrijft Schreurs ze stijlvol.

‘Een tekenaar moet afdalen tot de diepste krochten van de mens’

Heeft hij eigenlijk nooit eens de neiging om mooie dingen te tekenen? ‘Nee, die hou ik voor mezelf. Een tekenaar moet afdalen tot de diepste krochten en het alter ego van de mens laten zien, met alle lelijke dingen en zwakheden die daarbij horen. Door aan deze gruwelen een kwinkslag te geven probeer ik ze draaglijk te maken.’

Het werk van Schreurs wordt aanbeden, of gehaat; een tussenweg lijkt er niet te zijn. De tekenaar vindt het allemaal best. ‘Ze vinden er in ieder geval allemaal iets van.’

Wel is hij benieuwd of hij door middel van zijn expositie een nieuw publiek kan aanboren. Het feit dat de werken Engelstalige titels hebben, kan hierbij van pas komen. ‘Behalve dat het vaak lekkerder bekt, dacht ik: laat ik het maar meteen universeel maken. Mocht er dan een horde Japanners binnenkomen, dan weten die ook meteen waar het over gaat. En er hoeft er maar eentje bij te zitten met een galerie in Tokio… Of dat erg pretentieus? Nee hè?’

 

(Dit interview verscheen eerder in Mare op 16 september 1999)

Het eerste album van Joop Klepzeiker, uit 1984.