Columns & opinie
Je eigen huis is veel meer thuis
Het huren van een huis beviel Benjamin prima, tot hij zijn eigen huis kocht. 'Een huurhuis is niet van jouzelf. Je bent er altijd een beetje te gast.'
Benjamin Sprecher
donderdag 17 oktober 2019

Technisch gezien ben ik een millennial. Nog net. Maar een echte millennial voel ik me niet, de generatie die leeft op Instagram en Reddit, en een fiets huurt in plaats van te kopen. Maar met de generatie boven mij voel ik me ook niet bepaald verbonden. Officieel heten ze Gen-X, maar feitelijk is het Generatie Huisje-Boompje-Mijn-Pensioen-Is-Gelukkig-Wel-Geregeld-Beestje.

Nee, ik ben van de generatie die nog nét een huis kon kopen. Of net niet.

Dat is de scheidingslijn die ik nu zie ontstaan bij mijn leeftijdsgenoten. De ene helft heeft een huis. De andere helft niet. In praktische zin maakt het nu niet eens zo veel uit, of je nou hypotheek betaalt of huur. Maar gevoelsmatig is het een wereld van verschil.

Een paar jaar geleden was ik een meisje aan het daten, dat zowat elke avond bij mij of bij haar op de bank de website van Funda aan het bekijken was. Als we door de stad wandelden, op weg naar het strand, had ze een bovennatuurlijke neus voor ‘te koop’-bordjes. Ze wist feilloos huizen aan te wijzen die ooit te koop stonden. Of huizen in de buurt van huizen die ooit te koop stonden, en die nu nog net wel of net niet betaalbaar zouden zijn, mochten ze op de markt komen.

Niet dat er de verwachting was dat we ooit samen een huis zouden kopen. De huizen functioneerden meer als object om een verlangen op te projecteren, van burgerlijke stabiliteit. Zo bereikbaar, maar toch ook net niet.

'Ik had, bijna per ongeluk, een huisje gekocht. Nu heb ik een huisje, en ik ben maar wat blij.'

Het meisje verdween op gegeven moment weer uit mijn leven. Maar het idee om een huis te bezitten bleef. Ik was toen net terug uit Amerika, op een tijdelijk contract bij mijn huidige werkgever. Ik had helemaal niet de intentie om in Nederland te blijven. Het was sowieso niet het moment om een huis te kopen. Maar ergens was het zaadje geplant. Toen een vriend ging verhuizen naar een groter huis, en zijn kleinere huisje wilde verkopen, stuurde ik hem een berichtje, dat ik er ook wel even naar wilde kijken.

Over een biertje en een hamburger hebben we een prijs afgesproken. En dat was dat. Ik had, bijna per ongeluk, een huisje gekocht. Hij had het net zo makkelijk kunnen verkopen aan een investeerder. Maar hij verkocht het aan mij. Nu heb ik een huisje, en ik ben maar wat blij.

In een klap stapte ik over van de eeuwig hurende kant van mijn generatie, naar de huisbezittende kant. En juist omdat ik het niet echt verwacht had van mezelf en er totaal niet op was voorbereid, was die scheidingslijn glashelder. Een huurhuis is niet van jouzelf. Je bent er altijd een beetje te gast. Als je iets wil veranderen moet je toestemming vragen aan iemand anders. Dat lijkt vanzelfsprekend, maar als je eenmaal niet meer in een huurhuis woont merk je pas hoeveel meer thuis je je in je eigen huis gaat voelen. Wil ik een vaatwasser? Dan krijg ik een vaatwasser. Wil ik grijze tegels in de badkamer? Dan krijg ik grijze tegels in de badkamer. Wil ik een nieuwe inductieplaat met magische ingebouwde afzuigkap? Dan kreeg ik geen nieuwe inductieplaat, want mijn god, wat zijn die duur en dat moet ik allemaal zelf betalen.

Ik betrap me erop dat ik in catalogi op zoek ben naar nieuwe lampen, en uitkijk naar het moment dat ik mijn tafel opnieuw in de olie kan zetten. Eerst was ik Benjamin, de tragische huurder. Nu ben ik Benjamin, de trotse huiseigenaar.