Columns & opinie
Ik vertoefde heel even in het centrum van de macht (maar werd vakkundig geparkeerd)
Omdat we zonder bureaucratie reddeloos verloren zijn, zette ik al mijn Excelvaardigheden in voor het gemeentelijk gezag. Gelukkig werd al mijn geploeter beloond. En hoe.
Omar Ghaly
woensdag 9 juni 2021

Ik ben een bezig bijtje en op een dag dat ik mij bijzonder bijïg voelde, solliciteerde ik voor de Denktank Student & Stad. Voor wie onbekend is met het concept – naar ik aanneem een meerderheid van mijn publiek – zal ik uitleggen waartoe deze denktank op aard is. Gevraagd en ongevraagd geven wij een doordachte visie op allerhande problemen en kwesties die spelen in onze stad, universiteit en hogeschool. Daarnaast bemoeien wij ons met alles waarmee een student in het Leidsche in aanraking kan komen.

In die hoedanigheid heb ik het een en ander te maken gehad met het ambtelijk apparaat dat het reilen en zeilen van onze stad bestiert. Dat zeg ik zonder dedain; bureaucratie is de wortel van alle beschaving.

Zonder de hang naar administratie geen schrift en zonder schrift zou u deze column niet kunnen lezen en zou ik hem niet kunnen schrijven. Kortom, we hebben het aan de bureaucratie te danken dat we niet reddeloos verloren door het leven gaan.

Het is dan ook geen toeval dat het lievelingsboek van onze demissionaire minister van Algemene Zaken – zelf ook een liefhebber van beschaving en cultuur, totdat de rijksbegroting moet worden opgesteld – Het Bureau van Voskuil is. Vijfduizend pagina’s aan oeverloze pennenlikkerij.

Dat heb ik mij althans laten vertellen, zelf heb ik het boek niet gelezen.

De eerste keer dat ik mij mocht melden in de ivoren toren van het gemeentelijk gezag – we leefden nog in Het Precovidium – voelde ik een groot ontzag voor deze plek waar echte beslissingen worden genomen. Voor ons lag de schone taak om ons licht te laten schijnen op het nut en de noodzaak van een verandering in de binnenstedelijke infrastructuur.

De ambtenaar gaf te kennen ‘een beetje leeg’ te zijn. Niet lang daarna vertrok hij

Na een gesprek van drie kwartier stonden we buiten met een missie: ga op onderzoek uit.

De weken daarop trokken we door de binnenstad om kwalitatief (codetaal bij ons voor: geen gedoe met cijfertjes) onderzoek te verrichten en de stemming bij stadsgenoten te peilen.

In een gelikte PowerPoint, het smeersel voor alles wat een beetje management behoeft, verpakten we onze bevindingen en presenteerden die met gepaste trots aan de fine fleur van de Leidse ambtenarij.

De vervolgafspraak met onze ambtelijke vriend duurde beduidend korter dan de eerste. Hij gaf te kennen ‘een beetje leeg’ te zijn. Ons rapport zou desalniettemin ‘meegenomen worden in de beraadslagingen’.

We waren vakkundig geparkeerd. Niet lang daarna vertrok de ambtenaar in kwestie.

Gelukkig vergaat het niet al onze projecten zo. Toen Het Covidium haar onverbiddelijke intrede deed hebben wij een groot onderzoek ingelast naar het welzijn van studenten. Bij het verwerken van de resultaten moest ik mij beroepen op Excelvaardigheden waarvan ik niet eens wist dat ik ze had. De neerslag van al ons geploeter was een voetnoot in een CDA-motie in de gemeenteraad.

Omdat ik van tastbare herinneringen houd, heb ik de motie opgeslagen en bewaar ik die nu in mijn archieven. Wanneer ik als verstokte 53-jarige in een melancholische bui ben, zal ik hem tevoorschijn toveren, aandachtig lezen en met weemoed terugdenken aan de dagen dat mijn jonge ik zo dicht bij het centrum van de macht mocht vertoeven.


Omar Ghaly is student Egyptologie