Columns & opinie
Ik acclimatiseer in razend tempo en raak zelfs weer gewend om kaftans te dragen
Ik ben terug op de plek waar ik alle zomers – op één coronazomer na – van mijn leven heb doorgebracht: het Egyptische meer waar mijn opa vroeger met zijn feloeka viste.
Omar Ghaly
woensdag 14 juli 2021

Terwijl ik schrijf - in gedachten bij u, lieve lezer - zit ik op een stapel stenen aan het Burullusmeer in Egypte. Om mij heen vliegen de mussen, een eenzame visser gooit vanaf een roeiboot zijn netten uit en een zacht briesje biedt broodnodige verkoeling. Het is jammer dat eens in de zoveel tijd mijn idylle ruw wordt verstoord door de vrachtwagens die boven mijn hoofd over de snelweg naar Alexandrië razen.

Ik ben terug in het dorp waar ik alle zomers – op één coronazomer na – van mijn leven heb doorgebracht.

Mijn lange weg terug voerde langs de luchthaven Henri Coanda in Boekarest waar ik me door een negen uur durende overstap worstelde. Met koffie, die ik afrekende in een munt waar ik een week geleden nog nooit van had gehoord, hield ik mezelf op de been.

Naarmate het later en later werd, en er minder en minder vluchten op de planning stonden, kreeg ik het gevoel dat Boekarest niet veel meer was dan een voorstad van Caïro. Om mij heen was de voertaal Arabisch en ik betrapte een aantal mannen om mij heen erop dat ze ook de Egyptische voetbalcompetitie aan het volgen waren (voor de liefhebbers: Al-Moqawloon – Al Ahly werd 0-2).

Eenmaal in Caïro werd ik omarmd door een wolk van hitte en woestijnstof. Een kakofonie van duizenden en duizenden claxonnerende auto’s verzorgden de welkomstsaluten die de stad aan al haar bezoekers geeft. In de aankomsthal is het een constant dringen en zoeken naar een bekend gezicht in de massa. Voor mijn gevoel ben ik pas echt geland als ik dat gezicht gevonden heb en het bijbehorende lichaam heb kunnen omhelzen.

De gesprekken gaan niet over coronatesten, maar over een visser die is overvaren door een Portugees vrachtschip

Tijdens de autorit, die ik al 22 jaar met dezelfde chauffeur maak, verhoud ik me opnieuw tot de wereld om mij heen. Ik toets mijn herinneringen aan wat ik om mij heen zie. Het voelt als een opluchting als ik ieder jaar dezelfde herkenningspunten terugvind.

Zolang dezelfde kerk en dezelfde moskee nog broederlijk naast elkaar staan, is de wereld nog niet onherkenbaar veranderd. Ze staan er en zullen waarschijnlijk de komende 22 jaar ook nog staan.

Terwijl de auto verder tuft, wordt alles om me heen herkenbaarder. Ik zie de groene Nijldelta bedekt worden door een statige ochtendmist en het spijt me dat niet meer mensen zich aan dit uitzicht kunnen laven.

Als het groen plaatsmaakt voor het blauwe water van het Burullusmeer weet ik dat het nog een kwestie van minuten is voor ik het voltallige welkomstcomité dat mijn familie heeft opgetuigd kan groeten. De één met een betekenisvol knikje en een stevige handdruk, de ander met twee (nooit drie) natte zoenen.

Ik acclimatiseer in razend tempo, raak weer gewend om kaftans te dragen. De gesprekken gaan niet meer over positieve of negatieve testen en maatregelen die misschien wel of misschien niet te snel uit het raam zijn gegooid. Ik hoor over huwelijken die op knappen staan, koeien die worden ingekocht voor het offerfeest en de arme visser die een zeemansgraf vond nadat zijn houten boot in tweeën was gespleten door een Portugees vrachtschip.

Ik zit aan het meer waar mijn opa vroeger met zijn feloeka viste en ik ben weer terug. Alhamdulillah.


Omar Ghaly is student Egyptologie