‘Dit is een liedje over Satan. Dat ben ik dus, dat je het maar weet. Dus als je me straks op het terrein ziet rondlopen weet je dat je met Beëlzebub te maken hebt’, roept zanger-bassist Jaap van Dorp van de Leidse band Batwölf tegen het publiek op 1 juni op FortaRock, in het Nijmeegse Goffertpark. De band zet vervolgens een schurende punkriff in. Terwijl Frank Imthorn op zijn gitaar ramt, vliegt het zweet van zijn headbangende hoofd.
‘I am the devil, moehahaha’, brult Van Dorp. ‘The root of all evil, moehahaha.’ Hoewel de goedlachse zanger wellicht de minst overtuigende meester van de duisternis ooit is, wint hij wel zieltjes onder de honderden metalheads in Hank's Garage, een van de podia op het grootste metalfestival van Nederland.
Een van de bekeerlingen is een jongetje van een jaar of acht met lang blond haar. Hij draagt een gouden Slayer-ketting, een Metallica-zweetbandje en een T-shirt van Slipknot. Batwölf kan de concurrentie met deze metalgoden echter aan. Het ventje steekt zijn arm in de lucht en maakt het duivelshoorngebaar. Achter hem kijken zijn ouders goedkeurend toe.
Vreemde eend
‘Dit wordt ons grootste optreden ooit’, zegt Imthorn, medewerker van de studenten- en onderwijsadministratie van de Universiteit Leiden (‘een leuke club mensen hoor’), een half uur voor de show. ‘We spelen meestal in heel kleine clubs’, zegt drummer Niels van Ruiten. ‘Meestal passen we niet eens met z’n vieren op het podium en staan we echt tegen elkaar aan gepropt’, zegt Van Dorp.
Batwölf is een beetje een vreemde eend in de bijt op het festival waar metal overheerst. Imthorn: ‘We spelen wat we zelf omschrijven als punkrock & roll. Het gaat er om dat we lol met elkaar hebben. Geen gezeik, gewoon spelen.’
Batwölf bestaat sinds 2017 en bracht vorig jaar de EP Spare No One uit. Imthorn speelde eerder in The Rudolfs, een band die De Wereld Draait Door haalde. Heel veel zin om daarover te vertellen heeft hij niet. ‘Het gaat altijd maar weer over mijn exen’, zucht hij. ‘Ik begon inderdaad op mijn vijftiende met die band, maar die is al weer een tijdje ter ziele.’
Geen grap
Maar dat hij hier met Batwölf zou staan, had hij ook niet verwacht. ‘De mail dat dat we konden optreden kwam op 1 april.’ ‘Het was gelukkig geen grap’, zegt Van Dorp. ‘We maken heel blije liedjes over het rijden op een motor, hard crashen, en dan gewoon weer doorknallen. Of over een figuur die ik bij een barbecue tegenkwam en die een Ramones T-shirt droeg. Ik dacht: “Die begrijpt het.” Ik ging met hem praten en hij kende de band niet eens. Bleek hij het dat ding gekocht te hebben bij de H&M of zo.’
Tijd om om te kleden. ‘Het oog wil ook wat’, verklaart Van Dorp terwijl hij net als de rest een bowlingshirt aantrekt. Op de achterkant staat het door hem getekende beeldmerk van de band: een geflipte mutatie van een vleermuis en wolf. ‘Die shirts zijn ons dingetje’, legt Imthorn uit. ‘Onze gimmick.’
Voorop staan de voornamen van de bandleden. Op de borst van gitarist Bram Vrijburg prijkt de naam ‘Roy’. Imthorn: ‘Roy is eigenlijk onze gitarist, maar hij is op vakantie in Canada. Gelukkig kon Bram invallen.’ ‘Ik kan me nu als een debiel gedragen, want iedereen denkt toch dat ik Roy ben’, zegt Vrijburg die normaal in de band Shit Machine speelt. Hij rolt de mouwen van het shirt wat op. ‘Ik geloof dat Roy wel wat groter is dan ik, het valt wel erg ruim.’
Verse sixpacks
Heel ingewikkeld was het niet om in te springen, zegt hij. ‘We repeteren in dezelfde oefenruimte. Ik kende de nummers eigenlijk al redelijk goed.’ Imthorn: ‘Die shirts zijn trouwens ook heel handig. Na een optreden zijn ze doorweekt, dan trekken we ze uit, gooien ze in de koffer en dan mag Cees ze wassen.’ Hij wijst naar Cees Zwanenburg, die als roadie fungeert: ‘Ik zorg ervoor dat we op tijd komen en dat er bier is…’
Imthorn: ‘Maar het bier is op!’ Er is inderdaad nog maar één Jupiler. ‘Delen dan maar.’ Zo verwijtend mogelijk kijken de bandleden naar Zwanenburg. ‘Rustig’, reageert hij. ‘Wordt aan gewerkt’. En al snel verschijnt er inderdaad een medewerker van het festival met verse sixpacks. ‘Zie je wel!’
Showtime. Om tien voor twee beklimt Batwölf het podium. Spelen in de tropische hitte van Nijmegen blijkt nog best een uitdaging. De bril van gitarist Vrijburg dreigt van zijn bezwete neus te glijden. Zijn vriendin Marieke Knoppert sprint naar voren en weet net op tijd de bril weer omhoog te duwen.
In een felrode rolstoel zit een jongen. Hij balt zijn vuisten en steekt ze in de lucht. De man achter hem beweegt de stoel furieus heen en weer. De duivel heeft inderdaad de beste liedjes.
Moshpit
‘Duco! Kom effe’, roept Van Dorp, tegen het eind van het optreden. ‘Ah, kom nou effe… Duco! Kom nou!’ Een grote kalende man met een imposante buik schuifelt naar voren en stap het podium op. Tot zijn afgrijzen krijgt hij de basgitaar van de zanger om zijn nek gehangen. Dan kan Van Dorp bij het laatste nummer schreeuwend in de moshpit duiken.
‘Dat was kut, want ik kan niet bassen’, zegt slachtoffer Duco van der Veen, een vriend van de band, na de show. ‘De enige keer dat ik een bas beet heb gehad zat-ie in een flight case. Gelukkig hoefde ik maar één snaar aan te slaan. Dat lukte nog net.’
Doorweekt van het zweet stapt de band van het podium. ‘Even uitdampen’, puft Imthorn, terwijl hij een biertje pakt. Van Ruiten: ‘Het was natuurlijk al warm, en er stonden nog felle lampen op de hi-hats, die dingen stonden echt te gloeien.’ Vrijburg: ‘Het werd zo vochtig dat mijn plectrum haast uit mijn vingers glipte.’
Sexy
‘Ik zweet me de tandjes’, zegt Van Dorp. Hij knoopt zijn bowlingshirt los en toont zijn kletsnatte stevige buik. ‘Sexy hè, niet van het bier hoor,’ merkt hij op. Hij grijpt naar een flesje water. ‘Ik drink namelijk geen alcohol. Ik vond het vroeger te lekker, vandaar.’
De band is tevreden. ‘Het is toch vooral een metalfestival’, zegt Van Ruiten. ‘Dan is toch even kijken of mensen ons leuk vinden, dat was wel zo. Het stond in ieder geval vol.’ ‘Best wel oké’, vat Imthorn de show samen. ‘Dat is trouwens ook de bandslogan. Het was heel leuk, maar in principe geldt dat voor al onze optredens. We spreken af bij de oefenruimte, komen allemaal te laat, gooien de spullen in de auto en vertrekken. Spelen vervolgens en rijden weer terug. Het is eigenlijk heel simpel allemaal.’