Wetenschap
Hoe verwachtingen soms schoolcijfers kunnen bepalen
Meisjes zijn beter in taal en jongens in wiskunde. Toch? Promovendus Laura Doornkamp onderzocht de rol van deze genderstereotypen en genderrepresentatie in het voortgezet onderwijs, en de invloed daarvan op de prestaties van leerlingen. Op 23 november spreekt op een symposium over genderstereotypen.
Susan Wichgers
donderdag 17 november 2022
Foto: (CC BY 2.0)

Kloppen die stereotypen?
‘Nee, maar dat is wel afhankelijk van aan wie je het vraagt. Wetenschappers die het brein van mannen en vrouwen onderzoeken, zeggen dat er wel degelijk verschillen zijn. Maar er zijn ook wetenschappers in dat veld die die verschillen juist niet vinden.
‘Sociaal psychologen stellen dat genderstereotypen grote gevolgen kunnen hebben voor de interesses, keuzes en prestaties van kinderen. Dat resulteert in genderrollen die stereotypen weer bevestigen. Ik zou zeggen: genderstereotypen zijn niet per definitie waar. Het is denk ik niet zo dat jongens worden geboren met een natuurlijke aanleg voor wiskunde en meisjes voor taal.’

Wat heeft u precies onderzocht?
‘Ik heb gekeken naar hoe de prestaties van meisjes en jongens in het voortgezet onderwijs worden beoordeeld door docenten van hetzelfde geslacht, bij vakken waar negatieve genderstereotypen heersen. Voor meisjes zijn dat wis- en natuurkunde en voor jongens Nederlands en Frans.’

‘De verdeling van vrouwelijke en mannelijke docenten is extreem scheef’

‘Ik heb data van 50.000 leerlingen bekeken, en heb daarna ingezoomd op de leerling-docentrelatie. Wat voor effect heeft het op het zelfvertrouwen van een leerling, als ze een docent van hetzelfde of juist het andere geslacht voor de klas hebben staan? En vanuit het perspectief van de docent: welke verwachtingen hebben zij van jongens en van meisjes?’

En?
‘Uit mijn studies blijkt dat stereotypen een rol spelen, zowel bij leerlingen als docenten. Die ideeën kunnen effect hebben op prestaties. Ik heb een nakijkexperiment uitgevoerd met toetsen van jongens en meisjes van dezelfde kwaliteit, om te zien of docenten die verschillend nakijken. Over het algemeen worden meisjes en jongens niet anders beoordeeld, maar er zijn grote individuele verschillen. Sommige docenten geven wel twee punten meer aan jongens of meisjes. Dus aan beide kanten zaten grote verschillen.

‘De docenten die wel dat verschil maakten, bleken bepaalde verwachtingen te hebben. Ze zijn geneigd om meer punten toe te kennen als ze denken dat meisjes of jongens meer talent hebben in hun vak.

‘Zulk nakijkgedrag produceert cijfers, en die spelen een centrale rol in ons onderwijssysteem. Op basis daarvan worden heel belangrijke beslissingen gemaakt: overgaan, blijven zitten, toegelaten worden tot een vervolgopleiding. We gaan ervan uit dat een cijfer een objectieve maat is, maar het bestaat dus uit meer dan alleen prestaties. Daar moeten we wat mee.’

Waarom is dat zo belangrijk?
‘In Nederland hebben we het idee dat we vrij progressief zijn en dat iedereen kan zijn wie die wil zijn. Tegelijkertijd wordt er nog heel erg veel deeltijd gewerkt door vrouwen en voor heel stereotype opleidingen en beroepen gekozen. Ook op de middelbare school zie je dat de verdeling van vrouwelijke en mannelijke docenten over vakken extreem scheef is, veel schever dan in andere landen.

‘Dat is problematisch als dat invloed heeft op keuzes van leerlingen. En dat is zo. Zorg en onderwijs zijn bijvoorbeeld overwegend feminiene sectoren en ICT heel masculien. Vrouwen hebben daar nadeel van, want de banen in feminiene sectoren hebben over het algemeen minder status en een lager inkomen. Daarbij is het belangrijk om gemengde teams te hebben: dan krijg je uiteindelijk inclusievere producten, besluitvorming en beleid.’


De rol van genderstereotypen in het voortgezet onderwijs, symposium woensdag 23 november, 19.00-21.30, Wijnhaven
Toegang gratis, aanmelden via de website