Cultuur
Hoe bijna mislukt veldwerk toch nog een scriptie én een thriller opleverde
Eén dronken nacht redde niet alleen de scriptie van de Leidse thrillerschrijver Jeroen Windmeijer (50), het vormde ook de basis van zijn vierde boek. ‘Drank maakt meer kapot dan je lief is, maar het heeft me toen echt geholpen.’
Sebastiaan van Loosbroek
donderdag 5 september 2019

Het is maart 1993 als Leids student culturele antropologie Jeroen Windmeijer voor zes maanden naar Bolivia vertrekt om veldwerk te doen voor zijn afstudeerscriptie. Hij komt terecht in Yanari, een gehucht op de hoogvlakte Altiplano waar alleen boeren wonen. ‘Je zult het op de kaart niet kunnen terugvinden’, zegt hij.

Windmeijer is van jongs af aan geïnteresseerd in de Andes. ‘Toen ik tien jaar oud was, ging mijn eerste werkstukje over de Inca’s terwijl klasgenoten over hun cavia vertelden.’ Hoewel het er winter is, verblijft hij een half jaar lang in een koud lemen hutje dat als opslag dient voor de jaaroogst, tussen de zakken aardappelen, bonen en maïs. Er is geen stromend water, de elektriciteit valt vaak uit. ‘Ik sliep op jute zakken die waren gevuld met stro. Op het water van het kommetje waar ik me ‘s ochtends mee waste lag soms een ijslaagje. Ik sliep in een slaapzak met dekens, had een muts op met oorwarmers, ik ademde wolkjes uit. ’s Avonds werkte ik aan een tafeltje bij kaarslicht mijn aantekeningen uit. Het was ontzettend eenzaam.’

'Er gingen geruchten dat ik een spion van de regering was'

Die aantekeningen lieten alleen even op zich wachten, want de eerste weken stuitte de antropoloog bij de lokale bevolking op een muur van zwijgzaamheid. ‘Ik wilde onderzoeken hoe traditionele kennis van de boeren werd ingezet voor de landbouw en welke rituelen en gebruiken ze erop nahielden, maar niemand wilde met me praten. Er gingen geruchten dat ik een spion van de regering was die het landbezit in kaart kwam brengen om door te geven aan de belastingdienst.’

Hij begreep die argwaan wel. ‘De komst van witte mensen is altijd een ramp gebleken voor indianen. Er zit eeuwen van kolonisatie en wantrouwen achter.’

Toen hij na een maand nog geen materiaal voor zijn scriptie had, wilde hij naar de dichtstbijzijnde stad La Paz vertrekken, om ander onderzoek te doen. Maar hij zou pas gaan als het dorpsfeest was geweest, met dans, een fanfare, een kerkdienst en rituelen. In het feestgedruis at hij van dezelfde borden, dronk uit dezelfde glazen, liet foto’s zien van zijn ouders en broers. ‘Ik werd straalbezopen. Toen hebben twee mensen me naar mijn hutje moeten slepen, waar ze me op bed hebben gelegd. Toen ik de volgende dag met een houten kop wakker werd en iedereen voor mijn vertrek gedag wilde zeggen, was ik ineens het mannetje. Iedereen wilde met me praten. Drank maakt meer kapot dan je lief is, maar toen heeft het me echt geholpen.’

Windmeijer maakt aantekeningen voor zijn scriptie, 1993.

De informatie die hij verzamelde, resulteerde niet alleen in een afstudeerscriptie, maar zou vijfentwintig jaar later ook worden gebruikt voor zijn vierde religieuze thriller De Offers. Na zijn succesvolle trilogie De bekentenissen van Petrus, Het Pauluslabyrint en Het Pilgrim Fathers Complot is dit Windmeijers eerste boek dat zich buiten Leiden afspeelt.

‘De indianen in de Andes ervaren de wereld om hen heen als levend. De aarde, de bergen, de wind en regen, het water: alles kan jouw leven op een goede of slechte manier beïnvloeden. Daarom moet je ermee op goede voet staan, net als in een relatie met een mens. Dat doen ze door Moeder Aarde giften te geven en offers te brengen.’

Het omploegen van het land zien de boeren bijvoorbeeld als het verwonden van de aarde. ‘Om iets terug te doen, begraven ze cocablaadjes, snoepjes en sigaretten en bidden ze dat de aarde in ruil daarvoor een goede oogst geeft. Ze zeggen: landbouw bedrijven is Moeder Aarde helpen baren. De boeren zien zichzelf als vroedvrouwen die Aarde helpen de vruchten voort te brengen.’

Maar vaak blijft het niet bij producten die worden geofferd. Ook dieren moeten eraan geloven, niet in de laatste plaats om de indianen ermee te voeden. ‘Als ze een dier doden, vragen ze het vergeving. Het geeft de indianen een gevoel van zowel schuld als dankbaarheid dat het dier voor hen sterft.’

Ook Windmeijer hielp daar destijds aan mee. ‘Ik heb een varken ondersteboven aan zijn poot vastgehouden terwijl het werd verdronken in een emmer water waar net zijn snuit in paste. Het water borrelde omhoog onder het luide gekrijs van de andere varkens, die toekeken en wisten wat hen te wachten stond. Ik vond het heel bizar, omdat ze verder heel respectvol met de dieren omgaan. Tegelijkertijd dacht ik: dit is hoe ze dat hier doen. Als antropoloog probeer je zoveel mogelijk dingen te registeren zonder dat je er een waardeoordeel aan verbindt.’ Na tal van stuiptrekkingen verdween langzaam het leven uit het beest, en werd het overgoten met kokend water, schoongeschraapt en ontleed. ‘Alles wordt opgegeten, tot en met de snuit en de oren. Zelfs van het merg in de hoeven word soep gemaakt en van het bloed maken ze worst.’

In De Offers spelen drie gedode kinderen een grote rol. Hamvraag: zijn zij geofferd of vermoord? Allemaal fictie, haast Windmeijer zich te zeggen. ‘Al zijn er hardnekkige geruchten dat er nog steeds mensen op rituele wijze worden omgebracht als offer aan Moeder Aarde of de geesten van de bergen. Die geruchten hebben ook vaak een racistische ondertoon, om te laten zien hoe achterlijk of barbaars die indianen zijn. Een mensenoffer is in onze beleving het meest afschuwelijke wat er is, en een kinderoffer is daar de overtreffende trap van.’

Ter voorbereiding las de schrijver opnieuw zijn oude dagboeken, de brieven die hij uitwisselde met familie en zijn afstudeerscriptie. ‘Ik ging een half mensenleven terug in de tijd. Ik zag de worsteling met mijn eenzaamheid en de dromen die ik had, zoals een promotieplek die ik later ook zou krijgen. Mijn herinneringen aan die periode vormen de basis van dit boek. Daarmee is dit tot nog toe mijn meest persoonlijke werk geworden, dat ik al vijfentwintig jaar wilde schrijven.’

Jeroen Windmeijer, De Offers. HarperCollins, 382 pp. €20,99