Hoogleraren aan Nederlandse universiteiten, waaronder Leiden, geven niet altijd netjes aan wat voor klusjes ze ernaast doen. Onlangs wijdde Nieuwsuur meerdere uitzendingen en artikelen aan onvermelde nevenfuncties en verborgen financiële constructies.
Ook in Leiden was het raak: bijzonder hoogleraar fiscaal recht Rex Arendsen bleek onvermeld gefinancierd te worden door de Belastingdienst.
Door onvermelde bijbaantjes kunnen belangen verstrengeld raken. Maar wanneer is er echt sprake van belangenverstrengeling? En wat voor effecten kleven eraan?
‘Belangenverstrengeling heeft iedereen’, zegt journalist Siebe Sietsma, die het Nieuwsuur-onderzoek deed. ‘De vraag is wanneer het ongewenst wordt. Dat is heel moeilijk te meten.’
Uit eerder extern onderzoek naar de afdeling belastingrecht, waar Arendsen werkt, bleek al dat bepaalde onderwerpen onderbelicht blijven. Sietsma: ‘Daaruit bleek dat veel onderzoek werd gedaan naar ondernemingsrecht en veel minder naar het toeslagenstelsel. Als je kijkt naar de nevenbelangen van hoogleraren is het logisch dat ze zich daarop focussen. Het is voor bedrijven relevant.
‘Maar zo is een relatief groot maatschappelijk onderwerp zoals de toeslagenaffaire volledig over het hoofd gezien door de wetenschap. Alleen: bewijs maar dat toeslagen in het duister zijn gebleven omdat een hoogleraar andere belangen heeft. Dat is moeilijk een-op-een aan elkaar te knopen. Maar als je uitzoomt, is het onmiskenbaar dat er een relatie bestaat.’
Bij fiscaal recht zijn die nevenfuncties gangbaar, vertelde hoogleraar belastingrecht Jan Vleggeert eerder tegen Mare. Vrijdag herhaalde hij het in zijn oratie. Slechts veertien procent van de fiscale hoogleraren heeft geen betaalde nevenfunctie. ‘Het meest voor de hand liggende antwoord op de vraag hoe we belangenverstrengeling kunnen voorkomen, is uiteraard: veel minder dubbele petten’, betoogde hij.
Over externe leerstoelen zei hij: ‘Kennelijk dienen deze hoogleraren op hun universitaire dag twee broodheren. Dat lijkt mij vanuit het oogpunt van onafhankelijkheid niet acceptabel.’
‘Leerstoelen die worden ingesteld door accountantsbedrijven, worden vaak bekleed door hun eigen medewerkers’, licht journalist Yoeri Vugts van Nieuwsuur toe. ‘Als je aan universiteiten vraagt of dat toeval is, beweren ze van wel. Een statisticus zal daar waarschijnlijk gehakt van maken, maar bewijs maar eens dat het niet zo is.’
‘Het proces is transparant, want meerdere mensen moeten ermee instemmen. Maar als je aan de voorkant een uiterst specifiek profiel beschrijft, dan kun je die hele vacature op een gewenst persoon afstemmen.’
Bijzonder hoogleraar public affairs Arco Timmermans bekleedt zo’n extern gefinancierde leerstoel. Hij wordt een halve dag per week betaald door een stichting, opgezet door Beroepsvereniging Public Affairs (BVPA). Sponsoren Achmea, Dröge & van Drimmelen en lobbybureau Trouble in Paradise dragen daaraan bij. ‘Het belang voor de sponsoren is om de aandacht voor dit wetenschappelijke gebied te verankeren’, zegt Timmermans.
Van de externe sponsoren is alleen de BVPA op de universiteitswebsite genoemd. Timmermans: ‘Ik heb daarmee aangegeven dat dit de organisatie is die mijn leerstoel sponsort. Ik weet niet in hoeverre ik in veel detail moet vermelden wie hoeveel geld levert. Dat vind ik wat ver gaan voor een profielpagina. Maar ik ben er open over als ik ergens een presentatie geef, of als ik met de media praat. Simpelweg omdat ik niets te verbergen heb. Als er een leerstoel is waarbij je binnen de kortste keren op je gat gaat als er belangenverstrengeling is, dan is het mijn leerstoel, die over lobbyen gaat.’
Vergeleken met de rest van Europa heeft zijn vakgebied in Nederland weinig ‘pure’ academici, die helemaal niks buiten de deur doen, bleek uit onderzoek dat Timmermans deed naar relaties van wetenschappers met de praktijk. ‘Dat heeft te maken met ons beleid van de afgelopen decennia. We wilden van wetenschappers ondernemers maken. Kijk naar het oude motto van de Universiteit Twente: “De ondernemende universiteit”.
‘Ik vind het goed dat universiteiten kennis delen om maatschappelijke problemen beter te begrijpen en zo mogelijk op te lossen. Maar dan hebben we het over publieke belangen. Dat is heel iets anders dan privaat belang.’
Volgens Timmermans zijn de meeste hoogleraren zich bewust van de risico’s. Die zijn bij sommige afdelingen groter dan bij andere, zegt hij.
‘Elke faculteit heeft thema’s waarbij ze de discussie over risico’s van belangenverstrengeling kunnen voeren. Maar in de juridische wereld en in de medische wetenschap zien we meer toenadering van buitenaf dan in andere vakgebieden.’
Universitair docent bestuurskunde Toon Kerkhoff twijfelt niet aan de integriteit van wetenschappers. ‘Daar hoeven we ons geen zorgen over te maken.’ Ook met dubbele petten heeft hij niet per definitie een probleem. ‘Een hoogleraar belastingrecht die ook advies geeft aan de Belastingdienst, lijkt me prima. Dat doen wetenschappers uit hoofde van hun kennis. Zo geef ik weleens lezingen over integriteit bij ministeries.
‘Het wordt iets anders als het een betaalde nevenfunctie is. Als je op de loonlijst van de Belastingdienst staat, of jouw leerstoel er direct door bekostigd wordt, hoeft er nog steeds geen probleem te zijn, maar de schijn van verstrengeling is groter. Dan heb je een extra verplichting om er open over te zijn.
‘Ik ben voorzichtig met beschuldigingen. Je moet er niet direct vanuit gaan dat mensen met twee petten op oneigenlijk hun belangen vermengen.’
Is het dan niet beter om gesponsorde leerstoelen af te schaffen? Kerkhoff: ‘Ik zou niet het kind met het badwater weggooien. Er zijn ook private partijen, zoals medicijnfabrikanten of Philips, die leerstoelen sponsoren bij de technische faculteit. Dat soort vermenging vind ik prima. Daar zit geld en zo kan er meer onderzoek worden gedaan. Maar dan moet je er wel heel transparant over zijn.’
Het is alleen lastig om te toetsen of, en welke, conclusies onderzoekers weglaten. ‘Dat geldt voor elk onderzoek’, zegt Kerkhoff. ‘De controleerbaarheid van onderzoek is hét grote punt. Als ik iets schrijf, en jij kunt dat niet controleren, dan is dat een probleem. Daarom moet je veel duidelijker aangeven wat je doet, waar je vandaan komt, en welke belangen er spelen.’
Wie vermoedens heeft dat een wetenschapper niet integer is, kan op de universiteit naar de commissie wetenschappelijke integriteit (CWI) stappen. Die adviseert vervolgens het college van bestuur.
‘Als wetenschapper moet je goed bedenken hoe je je onderzoek doet, maar het instituut moet er ook voor zorgen dat mensen zuivere wetenschap kunnen bedrijven’, zegt CWI-voorzitter Yvonne Erkens, tevens universitair hoofddocent arbeidsrecht. De commissie houdt wetenschappers niet actief in de gaten, maar komt alleen in actie als er iemand aan de bel trekt.
‘Het faculteitsbestuur moet bekijken met welk geld bijzonder hoogleraren worden aangesteld, en onder welke voorwaarden. Als je daarover transparant bent en ervoor zorgt dat er geen voorwaarden aan de vrijheid van de wetenschap zijn gesteld, dan is er geen probleem.
‘Je kunt moeilijk achterhalen waar mensen niet over schrijven, maar je kunt als faculteitsbestuur wel vooraf vragen wat iemand gaat onderzoeken. Als mensen in een bepaalde richting geduwd worden, gaat het fout.’
Erkens: ‘De code waaraan wij toetsen is er om te bewaken dat de wetenschap zuiver blijft, dat mensen ons blijven geloven. Als een wetenschapper iets zegt, moet dat betrouwbaar zijn.’
Toch is er geen acuut probleem, zegt Erkens. ‘Onze commissie heeft tot nu toe nog geen klachten gehad die echt over belangenverstrengeling gingen. Nieuwsuur zoekt nu hard naar misstanden, maar enkel het feit dat mensen dubbele petten dragen, is geen misstand.’
Wetenschappers moeten vaak zelf op zoek naar financiering voor hun onderzoek. Zo is er bij de Rechtenfaculteit geen vast bedrag om promovendi aan te stellen, zegt Erkens over haar eigen onderzoek.
‘Juristen vissen vaak achter het net. Wij maken geen mensen beter en ontdekken geen nieuwe gloeilampen. Onze maatschappelijke relevantie is dus onduidelijker. Dat betekent dat we moeilijker financiering krijgen van bijvoorbeeld NWO. We moeten daarom zelf op zoek naar geld, bijvoorbeeld door cursussen te geven.’
Ook Sietsma signaleert deze ontwikkeling. ‘In zekere zin doen wetenschappers wat van hen wordt verwacht. Ze moeten veel geld binnenhalen. Het is interessant om te vragen aan de politiek waartoe de wetenschap op aarde is.’
Een stap in die richting is gezet door Pieter Omtzigt. Hij heeft eind mei het kabinet gevraagd om een overzicht van leerstoelen die niet door het ministerie van Onderwijs worden gefinancierd, maar wel door andere overheidsinstanties, zoals de Belastingdienst.
Timmermans is blij dat het onderwerp op de agenda staat. ‘Universiteiten moeten niet alleen symbolische uitspraken de wereld in slingeren, maar ook met mensen de discussie voeren over hoe we de wetenschappelijke integriteit bewaken. We moeten nadenken over onze relaties met spelers in de praktijk, of dat nou bedrijven, maatschappelijke organisaties of je buren om de hoek zijn.’