Wetenschap
Het archief dat werd gered van de nazi’s en de kliko
De geschiedenis van het oudste paleoantropologische archief van de wereld leest als een detectiveverhaal, zegt Jan Slikkerveer. De hoogleraar redde de collectie van de papierversnipperaar en zoekt nu samen met de beroemde antropoloog Richard Leakey naar een nieuwe bestemming.
Vincent Bongers
donderdag 19 september 2019
Jan Slikkerveer (links) en Richard Leakey bewonderen ’s werelds oudste en beroemdste paleoantropologische archief. Foto Taco van der Eb

‘Het is ongelofelijk’, zegt professor Jan Slikkerveer (1941), hoogleraar etnobotanische kennissystemen. ‘Er werd mee omgegaan alsof het oude troep was. Ik kon het niet verdragen dat zo’n unieke collectie in de papierversnipperaar zou verdwijnen.’

Voor hem staat een cassette gevuld met documenten en artikelen uit en over de begintijd van de paleoantropologie, het wetenschappelijke vakgebied dat uitgestorven mensachtigen bestudeert. Het is slechts een klein deel van het Human Revolution and Development Archive dat is opgeslagen in het Van Steenisgebouw van de Leidse universiteit.

‘In totaal gaat het om 420 dozen met daarin 43.000 historische documenten. Het is een schatkamer.’ En het had weinig gescheeld of daarvan was niets overgebleven. Slikkerveer wist het al een aantal keer nog net op tijd te redden.

‘En ook nu is de collectie nog niet buiten gevaar’, zegt de wereldberoemde Brits-Keniaanse antropoloog Richard Leakey (1944, zie kader), die onder andere in 1984 Turkana Boy vond, een vrijwel compleet oermensskelet. ‘Het op een universiteit bewaren van een archief van deze waarde is niet veilig. Het is crazy. Universiteiten kunnen op de lange termijn vaak niet goed voor collecties zorgen. Die kunnen slachtoffer worden van conflicten over het gebruik van beschikbare kantoorruimte.’ Leakey is dan ook naar Leiden gekomen om samen met Slikkerveer een toekomstbestendige oplossing voor het archief te bespreken.

Eugene Dubois met zijn vrouw Anna Lojenga in 1887.

 ‘De geschiedenis van de collectie is een detectiveverhaal’, vertelt Slikkerveer. ‘Dat begint in 1893 op Java. De Nederlandse antropoloog Eugène Dubois was daar op zoek naar fossielen van mensachtigen.’ Zijn gravers vonden een schedelkapje van een soort die Dubois de Pithecanthropus erectus (rechtopstaande aapmens) noemde. ‘Hij dacht dat hij de “missing link” had gevonden tussen aap en mens. Dat is het niet, het is een Homo erectus, een uitgestorven mensensoort.’

Slikkerveer schreef met Leakey een boek over Dubois en zijn Javamens dat in 1993 verscheen: Man-Ape, Ape-Man. De fossiele resten van de Pithecanthropus hebben een ereplaats in het recent heropende Naturalis. En terecht, want de vondst van de Javamens was een doorbraak. De paleoantropologie kreeg ineens handen en voeten, zegt Slikkerveer. ‘Het was niet langer een puur theoretisch vak.’

In de jaren twintig van de vorige eeuw zag de Münchense hoogleraar Rudolf Martin, geïnspireerd door de vondst van Dubois op Java, de mogelijkheid om een klassiek handboek te schrijven over het vakgebied. Hij verzamelde een grote hoeveelheid artikelen, originele manuscripten en foto’s als basis voor dat boek. Leakey: ‘Het is de ruggengraat van het vakgebied: het oudste en beroemdste paleoantropologische archief ter wereld.’

En daarvan staat nu een gedeelte op Slikkerveers tafel. Uiterst voorzichtig toont Leakey een handgeschreven brief van Dubois. ‘Dit is enorm waardevol stuk’, zegt hij. En dan bezorgd: ‘Berg het alsjeblieft weer snel op. Het is te link om het hier te laten slingeren. Straks niest er iemand op, of gaat er een glas water overheen.’

Slikkerveer vervolgt: ‘De nazi’s bemoeiden zich echter met Martins werk, en wilden dat hij hun rassentheorie een wetenschappelijke onderbouwing gaf. Martin weigerde dat te doen. In 1925 overleed hij aan een hartaanval. Het verhaal gaat zelfs dat hij vergiftigd zou zijn door de nazi’s, zodat zij het archief in handen konden krijgen. Maar de collectie werd gered. Martins vrouw heeft ’s nachts al die stukken op twee huifkarren geladen en naar Nederland gestuurd. Vlak na de Tweede Wereldoorlog is het terechtgekomen bij de faculteit Geneeskunde en Anatomie van de Universiteit Utrecht. De collectie vormde de basis voor het Instituut voor Antropobiologie.'

Maar eind jaren ‘80 werd het instituut opgedoekt. ‘Ik kreeg een telefoontje: “Ben jij geïnteresseerd in het archief? Je moet het zelf komen halen, anders gaat het de kliko in!” Mijn vrouw en ik zijn toen naar Utrecht gegaan om te kijken. We troffen de 420 dozen met papieren en een kleine bibliotheek aan. We hebben een bestelbus gehuurd en hebben alles samen met mijn studenten opgehaald.’

'For God’s sake man, die collectie moeten we in veiligheid brengen!'

Maar waar laat je al die spullen zo snel? ‘Bij antropologie in Leiden hadden we geen ruimte. Gelukkig kon ik de collectie kwijt in de kelder van het Pieter de la Courtgebouw. Maar toen ik hoogleraar bij de faculteit wiskunde en natuurwetenschappen werd, moest het archief ook verkassen. Het is niet iets wat je even onder je bed stopt. Toen heeft een van mijn studenten, Ignaas Spruit, ons uit de brand geholpen. Hij wilde al die dozen wel bewaren in zijn kleine huis in de Morsstraat. Daar stonden ze tot aan het plafond.’

Leakey: ‘Ik was stomverbaasd. Iedereen heeft naar dat archief gezocht. Toen ik destijds hoorde dat Slikkerveer het had, dacht ik: “For God’s sake man, die moeten we in veiligheid brengen!”’

Slikkerveer: ‘Vanaf een congres in Wenen heb ik Ignaas gebeld en gezegd dat ik de dozen wel in het Van Steenisgebouw kon opslaan. Hij zei dat ik snel moest zijn: “Het gaat niet goed met mij. Ik heb kanker.” Drie dagen later belde ik hem op. Er werd niet opgenomen. Ik dacht: “Oh, God. We zijn te laat.” Gelijk alle ziekenhuizen gebeld, en, waarachtig, hij lag in het Diaconessenhuis. Hij zei: “Jan, hier heb je mijn sleutels. Ga het alsjeblieft halen…” Sindsdien heeft het archief in het Van Steenis gesluimerd, totdat Richard zich ermee ging bemoeien. Er wordt nu onderzoek naar gedaan, onder meer door Padjadjaran University in Bandung, vanwege de wetenschappelijke raakvlakken met Indonesië.’

‘Ik denk dat er licht aan het einde van de tunnel is’, zegt Leakey. ‘Er zijn gesprekken met Naturalis over een eventuele overname. Het zou een hele opluchting zijn mocht het archief een nieuw permanent thuis krijgen. Een museum is geschikt voor permanente opslag. Uiteraard is het essentieel dat de collectie gratis open gesteld wordt voor onderzoek. Digitalisering is een prioriteit. Als het voor iedereen beschikbaar is, kan het onderzoek naar de oorsprong van de mens nieuw leven worden ingeblazen. Het wordt een happy end, daar twijfel ik niet aan.’

'Je moet opstaan en knokken'

Het leven heeft Richard Leakey flink gerafeld. Zijn gezicht en armen zijn gehavend en hij mist een stukje van zijn linkeroor. ‘Zie ik er nog goed uit’, vraagt hij, ‘afgezien van alle littekens?’ Na twee niertransplantaties kreeg hij onlangs ook een nieuwe lever. ‘Maar ik voel me wel oké.’ Opstaan en lopen gaat moeilijk. ‘Richard verloor namelijk in 1993 beide onderbenen bij een vliegtuigongeluk’, vertelt Jan Slikkerveer. ‘Nou, ja ongeluk. Het was sabotage: een moordaanslag.’

Want naast wetenschapper is Leakey ook voormalig politicus en activist. ‘Ik werd heel erg pissig op de manier waarop in Kenia de bescherming van wilde dieren werd geregeld. Dus ik ben jaren geleden director of Kenya Wildlife Service geweest’, legt hij uit.

Slikkerveer: ‘Dat bracht hem in botsing met stropers, die hem uit de weg wilden ruimen.’ ‘Hij had toen nog één been, er zaten allemaal pinnen in’, vertelt Slikkerveers vrouw Mady. ‘Richard vroeg aan de behandelend arts: “Hoe lang duurt het met dat ene been voordat ik weer kan lopen?” Een flinke tijd, was het antwoord. “Cut it off tomorrow”, zei Richard. ‘Hij gunde zichzelf de tijd niet om daar op te gaan wachten. Dan maar twee kunstbenen.’

Leakey was ook actief in de Keniaanse politiek. ‘Ik ergerde me aan de enorme corruptie in het land en begon de politieke partij Safina.’ Ook dat leverde problemen op. Zo ranselden aanhangers van de regeringspartij hem af met zwepen. Later vroeg president Moi om hem te helpen de problemen aan te pakken. ‘Ik heb het land twee jaar als een de facto premier gerund. Een interessante, maar lastige periode. Inmiddels heb ik de leeftijd waarop ik niet meer alles wat beweegt aanval, dat laat ik anderen doen. Maar het is te makkelijk om te zeggen: “Ach, ik ben oud, het is afgelopen.” Nee, je moet opstaan en knokken. Je bent pas dood als je bent gestorven.’