Waarom moest dit boek er komen?
Veronique Scharwächter (21): ‘Je studententijd is de fase waarin je ineens van alles zelf moet gaan doen. Dat kan best beangstigend zijn. Je zult je meer dan daarvoor dingen afvragen als: wie ben ik, hoe bepaal ik wie mijn vrienden zijn, hoe kan ik een bevredigend leven leiden?’
Luuk Brouns (26): ‘Of heel basaal: waarom studeer ik überhaupt?’
Scharwächter: ‘Mensen die geen filosofie studeren, praten daar misschien minder over, terwijl ze wel met zulke vragen rondlopen. Hen willen we helpen hierover na te denken.’
Maar mbo-scholieren of jongeren die al werken kunnen deze vragen toch net zo goed hebben?
Scharwächter: ‘De thema’s die we aankaarten zijn voor meer mensen dan alleen studenten herkenbaar, maar de keuzemogelijkheden die studenten hebben, zijn wel heel kenmerkend. En we zijn zelf nog student en weten daar dus het meest van.’
Brouns: ‘Ik heb zelf op het mbo gezeten, en ik merkte dat ik tegen dezelfde dingen aanliep als nu. Maar toen kon ik er nog niet goed woorden aan geven. Neem bijvoorbeeld keuzestress: op het mbo moest ik bedenken of ik zou gaan werken of doorstuderen.’
Daniel van Wyngaarden (21): ‘We willen niet de academicus zijn die komt vertellen hoe je je studententijd moet leven. We zijn ook zelf nog naïef. Het is praktische filosofie in een studentikoos jasje.’
Over die keuzestress: is dat niet een luxeprobleem?
Scharwächter: ‘Mensen die kunnen kiezen tussen chocolade- of aardbeienijs, zijn achteraf tevredener over hun keuze dan als ze uit twintig smaken mogen kiezen. Daar zijn ze nooit helemaal tevreden mee, want wat als je toch die andere had gekozen?’
Brouns: ‘Achter zo’n studiekeuze zit tegenwoordig ook nog veel druk. Je moet binnen korte tijd afstuderen, omdat je anders niet meer kan lenen en geen ov-vergoeding meer krijgt.’
Van Wyngaarden: ‘Het is ook steeds minder duidelijk bij welke studie welke baan hoort. Door technologische innovaties verandert de maatschappij snel en de voorspelling is dat in sommige sectoren de mens vervangen wordt door techniek. Dat kan ook onrust geven.’
We horen heel veel over studentenproblemen: prestatiedruk, perfectionisme, financiële onzekerheid. Zijn die er meer dan vroeger?
Van Wyngaarden: ‘Wij zijn de eerste generatie studenten in tijden die studeert zonder basisbeurs. Uit onderzoek blijkt dat die financiële onzekerheid negatieve invloed heeft op de mentale gesteldheid.’
Scharwächter: ‘Het gaat er niet om of we nu meer problemen hebben dan vroeger, het gaat erom dat we ervoor uitkomen en als dat nodig is naar een psycholoog gaan. Studenten willen daar tips en handvatten voor, en dit boek kan daarbij helpen.’
Jullie hebben het ook over ontgroeningen.
Van Wyngaarden: ‘Ik stel dat het best makkelijk kan zijn om je te verliezen in een massa op een studentenvereniging en dat leden hun lidmaatschap heel erg zien als een onderdeel van hun identiteit, terwijl dat misschien niet gerechtvaardigd is. Stel je een zachtaardig persoon voor die lid wordt van een studentenvereniging, de ontgroening doorloopt en daar heel erg van schrikt. Toch blijft hij lid en een paar jaar later organiseert hij de ontgroening zelf. Wat is er dan met die persoon gebeurd?’
Is het niet gewoon een toneelstukje? Naderhand schudden ontgroener en ontgroende elkaar gewoon de hand.
Van Wyngaarden: ‘Dat kan, maar als iemand een toneelstukje speelt in het dagelijks leven, is hij niet zichzelf. Dus moet je dat willen?’
Scharwächter: ‘Wat ik jammer vind, is dat je in een ontgroening moet bonden op een negatieve manier. Ze moeten allemaal dezelfde ellende doormaken om die band te creëren. Ik denk dat dat ook met positieve activiteiten en teamworkspellen kan. Maar de kritiek daarop luidt dat je dan niet met elkaar in hetzelfde schuitje hebt gezeten.’
Maar een ontgroening is er toch ook om afvallers tegen te gaan?
Scharwächter: ‘Maar is dat wenselijk? Je wil mensen iets heel kuts laten doen, zodat ze laten zien hoe graag ze erbij willen horen. Stel je voor dat ik eerst door het stof zou moeten gaan voordat ik met Daniel en Luuk bevriend zou kunnen worden.
‘Vrienden maken is überhaupt iets wat we doen om de eenzaamheid te ontvluchten. Iedereen zit gevangen in de eigen geest; verbintenis zoeken met de ander lukt nooit helemaal. Het enige wat wij kunnen bereiken is het vinden van saamhorigheid in het alleen zijn.’
Er zijn ook mensen die zich juist heel verbonden voelen met anderen. Misschien is het wel jouw onvermogen om je met anderen te verbinden.
Scharwächter: ‘Misschien voel ik me eerder eenzaam dan een ander wanneer verbinding zoeken niet lukt, maar ik denk echt dat de verbintenis die mensen voelen er eigenlijk niet is.’
Van Wyngaarden: ‘We moeten verbintenis met een ander ook weer niet als iets mystieks gaan zien. Het is ook oké als iemand je slechts gedeeltelijk begrijpt. Ik denk wel dat je pas eenheid met iemand kan voelen als je elkaar heel goed kent. Dat is mijn antithese tegen de eenzaamheid van de geest.’
Veronique, jij schrijft dat het leven een zinloze exercitie is.
Schwarwächter: ‘Er zijn meer argumenten te bedenken voor dan tegen die stelling, maar ik hou de mogelijkheid open dat er iets is wat ons verstand te boven gaat. Dan heb ik het niet over de man met de baard op een wolk, maar een hogere kracht die wij niet begrijpen.
‘Ik zie om me heen studenten die een planning hebben voor de dag en dan denk ik: wat is hun motivatie? Als je het ze vraagt, weten ze het ook niet. "Het moet gewoon", zeggen ze. Naïviteit en vermijding zijn ook wel lekker makkelijk.
‘Ik vraag me heel vaak af waarom ik doe wat ik doe. Toch heb ik er baat bij om mezelf die vraag af en toe te stellen. De zinloosheid ervan inzien geeft me ook rust. Het doet me realiseren dat het niet uitmaakt of je levend of dood bent.
‘De zinloosheid van het bestaan zou ook tot de conclusie kunnen leiden dat je niet meer wil leven, maar dat zeg ik niet. Ik zeg: het maakt niet uit, dus dan kan ik net zo goed doorgaan.’
Door Sebastiaan van Loosbroek
Luuk Brouns, Veronique Scharwächter en Daniel van Wyngaarden, Studentendenken. Uitgeverij Prometheus. 212 pagina’s, €19,99