Wetenschap
Een explosie van medische wetenschap
Mieke van Baarsel schreef een boek over de geschiedenis van de Leidse geneeskundefaculteit en het academisch ziekenhuis. ‘Het moest geen opsomming van mannelijke hoogleraren worden.’
Anoushka Kloosterman
donderdag 9 december 2021
Foto Marc de Haan

Vorige maand legden medewerkers van het Leids Universitair Medisch Centrum 24 uur het werk neer, om te strijden voor betere arbeidsvoorwaarden. Een heftig signaal, gezien de volle ziekenzalen en het tekort aan IC-bedden. Een staking van een etmaal voert de druk al aardig op.

Hoe anders was dat in de negentiende eeuw. Toen was het zo droevig gesteld met de geneeskundefaculteit, dat het erop leek dat de deuren in 1848 vanaf de paasvakantie tot de zomer zouden sluiten. En dat terwijl het ziekenhuis altijd in de zomervakantie de deuren sloot. Ook toen was er een pandemie: de cholera.

‘Omdat het een opleiding was, vond de overheid dat de deuren in de zomer gesloten moesten worden, want dan waren er toch geen studenten’, vertelt Mieke van Baarsel. Ze schreef Geleerde Zorgen, een boek met daarin de geschiedenis van de medische faculteit en het academisch ziekenhuis. ‘Veel artsen vertikten het, ze wilden mensen niet voor de deur laten staan. Bovendien hadden ze steeds behoefte aan patiënten om aan studenten te laten zien, desnoods in de vakantie. Vooral de hoogleraar verloskunde had er eigenlijk altijd te weinig.
‘Dat principe, dat het ziekenhuis in de eerste plaats een opleidingsziekenhuis was, duurde tot in de jaren zestig van de vorige eeuw. Dat men het zo lang heeft volgehouden, verbaast me.’

Het verraste haar ook hoe kort geleden sommige ontwikkelingen kwamen. ‘Ze kwamen er in 1840 pas achter dat de eisprong met de menstruatie te maken heeft. Bloedzuigers en aderlatingen werden ook lang gebruikt. Er is veel onderzoek nodig om zoiets te weerleggen, dat lukte niet zo snel.’

‘De jaren zestig waren de enige periode dat er niet werd bezuinigd’

Tegelijkertijd zijn andere zorgen constant: het gesteggel met de overheid over geld, problemen met bouwprojecten, concurrentie met andere universiteiten en gemengde reacties op nieuwe technologie. ‘Het is grappig hoe dingen steeds hetzelfde lopen. Eigenlijk waren de jaren zestig de enige periode dat er niet werd bezuinigd. Daarvoor lag de nadruk altijd op wat het kost.’

Niet dat er nooit geld bijkwam, verduidelijkt ze. Maar door alle technologische ontwikkelingen is zorg erg duur, dus ziekenhuisbestuurders schipperen al eeuwenlang tussen de behoefte om uitvindingen te doen en veel mensen te genezen, en een overheid die daar niet altijd geld voor heeft. ‘De medische wetenschap kan gewoon veel meer, dus we kunnen steeds meer mensen helpen. Waar tijdens de Spaanse griep mensen soms niet geholpen werden of konden worden, kunnen en willen we mensen nu wel aan de beademing leggen en een IC-bed geven.’

Van Baarsel werkte zeventien jaar als redacteur bij het LUMC. In die jaren had ze veel geleerd over het ziekenhuis, en ze speelde al langer met het idee om een overkoepelende geschiedenis te schrijven en dan vanaf de negentiende eeuw. Over de periode daarvoor – van 1575 tot 1800 – is al ontzettend veel geschreven, zegt ze. ‘Dat overzicht heeft universiteitshistoricus Willem Otterspeer al geleverd, en over Boerhaave zijn al talloze boeken. De tijd erna is een heel ander soort geschiedenis: toen is de medische wetenschap geëxplodeerd. Er kwamen er veel technologische ontwikkelingen, en in de laatste 150 jaar ontstonden de specialismen.’

Over die specialismen bestaan wel boeken, zegt ze. ‘Maar dat zijn allemaal losse geschiedenissen, vaak van hoogleraren die na hun pensioen over hun vakgebied schreven. Daar heb ik de Leidse dingen uit kunnen halen, en dat gaf ook een goed beeld van hoe zij de positie van de Leiden zagen ten opzichte van andere geneeskundefaculteiten.’

‘Leiden was vooral vooraanstaand in individuen die voor hun ambities moesten strijden’

Vervolgens dook ze de archieven in. ‘Ik heb honderd jaar aan notulen doorgewerkt. Na de Tweede Wereldoorlog werd het teveel, toen moest ik keuzes maken. Ik heb gekeken waarin Leiden vooraanstaand was. Het waren vooral de individuen die voor hun ambities moesten strijden. Dat viel niet altijd mee, omdat het geld van het Rijk moest komen.’

De medische wereld was lang een mannenbolwerk, zegt Van Baarsel, die in het boek wel veel aandacht schenkt aan verpleegkundigen en de eerste vrouwelijke geneeskundestudenten in de negentiende eeuw. Ook Aletta Jacobs, de eerste vrouwelijke arts, komt even voorbij. Ze verliet Groningen, op aanraden van Leidse hoogleraar Samuel Siegmund Rosenstein, die haar in eerste instantie in Groningen had toegelaten toen hij daar nog rector was. Ze wilde in Leiden verder studeren, maar twee van Rosensteins collega’s zagen dit niet zitten. Toen ging ze naar Amsterdam.

‘Ik vond niet dat het een opsomming van de bekende mannelijke hoogleraren moest worden, maar de eerste Leidse vrouwelijke hoogleraar, Sofia Antoniadis, kwam pas in 1929, en op de medische faculteit nog later. Daar kwamen de eerste vrouwelijke lectoren pas in de jaren zestig.
‘De eerste vrouwelijke hoogleraar was Antonie Luyendijk-Elshout, in 1977. In 1979 werden alle lectoren automatisch hoogleraar, dus toen kwamen er een paar bij.

‘Er is veel veranderd sindsdien, en zeker tweederde van de geneeskundestudenten is vrouw. Maar we zijn er nog niet.’