Achtergrond
Diversity officers krijgen met online haat en bedreigingen te maken
Diversiteitsmedewerkers van universiteiten hebben bijna allemaal te maken met negatieve of intimiderende reacties, sommigen zelfs met bedreigingen. ‘Je moet een dikke huid hebben.’
Gastschrijver
donderdag 8 december 2022
Illustratie Jowan de Haan

‘You’re damned if you do, you’re damned if you don’t.’ Zo verwoordt Machiel Keestra, diversity officer van de Universiteit van Amsterdam (UvA), de spanning rond diversiteit en inclusie die hij en zijn collega’s op andere onderwijsinstellingen ervaren. Voor progressieve studenten en medewerkers is wat ze doen niet genoeg, een conservatieve groep vindt alles te veel.

In 2014 werden in Nederland de eerste diversity officers in het hoger onderwijs aangesteld op de Universiteit Leiden en de Vrije Universiteit Amsterdam. Anno 2022 heeft elke universiteit en hogeschool een vorm van diversiteitsbeleid. Dat zich richt op allerlei onderwerpen zoals het beleid op het gebied van gelijke loopbaankansen voor vrouwen, integratie van internationals, erkenning van lhbti’ers, begeleiding van eerstegeneratiestudenten, aandacht voor mensen met een migratieachtergrond en toegankelijkheid voor mensen met een beperking.

De functies heten overal anders en zijn op verschillende manieren georganiseerd. Tien universiteiten en één hogeschool hebben een diversity officer of soortgelijke functie. Zeven universiteiten hebben een diversity office; een aparte afdeling die direct onder het bestuur valt.

Extra barrières

Er bestaat geen eenduidige omschrijving. ‘De functie wordt per instelling heel verschillend gedefinieerd en blijft in ontwikkeling’, zegt Aya Ezawa, diversity officer en universitair docent aan de Universiteit Leiden. Ezawa is voorzitter van het Landelijk Overleg Diversity Officers. ‘We delen kennis en zetten met elkaar in op professionalisering. Ook bieden wij een safe space om casuïstiek te bespreken.’

De voornaamste taak, vindt de meerderheid, is cultuurverandering teweegbrengen. Ze willen dat de organisatie een plek wordt waar niemand extra barrières ervaart door factoren zoals huidskleur of gender.

‘Ik kan me voorstellen dat mensen denken dat diversity officers de regels bepalen, maar dat is niet zo’, zei Ezawa eerder in Mare. ‘Ik ben niet iemand die de besluiten neemt, maar een adviseur. Je kunt inclusiviteit niet opleggen. Daarbij zie ik diversiteit ook niet als iets waar je politiek “voor” of “tegen” kunt zijn.’

Geen activisten

De meeste officers schrijven weliswaar mee aan beleid, maar zien het meer als noodzakelijk kwaad, blijkt uit de rondgang. ‘Met een beleidsstuk leg je vast waar de organisatie voor staat, waar je met elkaar naartoe wil en hoe je dat gaat doen. Dat is ontzettend belangrijk. Toch zie ik mijzelf zeker niet alleen als beleidsmaker. Ik zie mijzelf vooral als een bruggenbouwer, bewustmaker en aanjager’, zegt Sterre Mkatini, diversity equity & inclusion officer van de Universiteit Twente.

Ze zien zichzelf ook niet als activist. ‘Ik probeer diplomatie te bedrijven, strategische keuzes te maken en het gesprek te blijven voeren met het leiderschap waar ik invloed op heb, om tot gedeelde doelen te komen’, zegt Semiha Denktaş, chief diversity officer van de Erasmus Universiteit (EUR).

‘Ik lees mijn sociale media niet meer. Dat doet een communicatie­medewerker voor mij’

Toch blijft het doel om de kansen van gemarginaliseerde groepen te verbeteren. Maar veel ligt politiek gevoelig. Praktische zaken scheiden van ideologie is een tactiek om weerstand te kanaliseren. Ruard Ganzevoort, diversity officer aan de Vrije Universiteit, legt uit: ‘Als ik zou zeggen dat we hier racistisch zijn omdat we te weinig hoogleraren van kleur hebben gaat iedereen in de weerstand, en terecht.’ Het werkt volgens hem in dat geval beter om kwaliteit te benadrukken. ‘Je team wordt beter als het diverser is.’

Dat neemt voor Ganzevoort niet weg dat het ideologische gesprek over racisme gevoerd moet worden. ‘Op het moment dat er spanningen zijn, zoals tijdens Black Lives Matter-protesten, dan organiseren we bijeenkomsten waarbij we groepen met elkaar in gesprek brengen over gevoelige onderwerpen.’

Druk op onderwijsinstellingen

Activistische studenten, gevoed door maatschappelijke bewegingen zoals Black Lives Matter en MeToo, leggen druk op onderwijsinstellingen in het hele land om meer aan diversiteit en inclusie te doen. Ook zijn er richtlijnen op universiteiten en hogescholen vastgesteld door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

De meeste diversiteitsmedewerkers geven aan zich gesteund te voelen door hun bestuur. Al vertaalt dit zich volgens hen niet altijd in voldoende tijd, middelen en mandaat. Het totaal aantal fte dat op centraal niveau beschikbaar is varieert tussen de 0,6 en 7, blijkt uit dit onderzoek. Op sommige instellingen is er een centraal kantoor. Vaak zijn er daarnaast op verschillende afdelingen en faculteiten mensen met het thema bezig. Door deze versnippering is het moeilijk te zeggen hoeveel mensen, tijd en geld er totaal voor dit thema zijn vrijgemaakt.

Online haat

Om kansengelijkheid te bereiken halen instellingen van alles uit de kast: evenementen en debatten organiseren, gesprekken modereren, toolkits maken voor onderwijs en personeelswerving, expertise verzamelen en advies geven, speeches schrijven en netwerken in alle lagen van de instelling en daarbuiten. Een diversity officer die dit allemaal zelf moet doen, zoals op sommige plekken het geval is, moet een schaap met vijf poten zijn.

In tegenstelling tot beleidsmedewerkers met diversiteit in hun portefeuille zijn diversity officers, of ze het willen of niet, ook een boegbeeld en aanspreekpunt voor studenten die tegen problemen aanlopen.

Hierdoor worden ze soms onderdeel van ophef in de media. Ezawa: ‘We zijn veel zichtbaarder dan andere beleidsmedewerkers. De functie van diversity officer vraagt om andere kwaliteiten. Je moet een dikke huid hebben, inhoudelijk sterk zijn en diplomatieke vaardigheden hebben om de gemeenschap mee te krijgen.’

Scheldwoorden

Inderdaad geven bijna alle geïnterviewden aan dat ze te maken hebben met negatieve en soms zelf hatelijke reacties op sociale media, in comments, columns en opiniebijdrages in kranten en bladen. Drie van hen zeggen persoonlijk bedreigd te zijn. Zij wilden hier niet over uitweiden. Eén medewerker wil er gezien de negatieve reacties alleen anoniem iets over vertellen.

‘De antiwokegroep deelt persoonlijke gegevens op sociale media en gebruikt scheldwoorden voor mensen van kleur, mensen met een beperking, vrouw-zijn of homoseksualiteit.’ Hoe de intimidatie er concreet uitziet, reproduceert ze liever niet. ‘Onze namen zijn publiek, daardoor worden ook onze families slachtoffer van online haat. En soms worden de reacties zelfs gedeeld door Kamerleden die het niet eens zijn met ons werk.’

Antiwokegroep

De reacties zijn intimiderend, mede omdat diversiteitsmedewerkers vaak zelf mensen zijn die tot een minderheidsgroep behoren, laat de medewerker weten. ‘Soms voelen diversity officers zich genoodzaakt om dat publiekelijk te benadrukken. Maar dat maakt ze juist kwetsbaar voor de antiwokegroep.’

De gesproken medewerker is niet overgegaan tot aangifte. Wel treft ze andere maatregelen. ‘Ik laat achternamen van student-assistenten weg bij publieke uitingen over diversiteitsbeleid om hen te beschermen voor deze reacties. En ik lees zelf mijn sociale media niet meer. Dat doet een communicatiemedewerker voor mij.’

Universiteiten onderschatten vaak hoeveel diversiteitsmedewerkers te verduren krijgen, vindt ze. Zo is er wel een handreiking voor bedreigde wetenschappers, maar die is niet voor diversiteitsmedewerkers. ‘Toch gebruik ik die handleiding, want die is ook op ons van toepassing. We liggen onder hetzelfde vuur als bijvoorbeeld epidemiologen.’

Deal with it

Ondanks de negatieve reacties en bedreigingen kijken de geïnterviewden nuchter naar hun werk. Dat weerstand bij verandering hoort, begrijpen ze. De ophef rond ‘wokisme’ speelt zich buiten de onderwijsinstellingen in de media af, zeggen ze. Ze zien zichzelf niet als activist, en diversiteit en inclusie niet noodzakelijk als ideologische beweging, maar als iets wat er nou eenmaal is en waar de onderwijsinstelling, uit welke overweging dan ook, ‘iets mee moet’. Ganzevoort: ‘Diversiteit is er gewoon, dus deal with it.’

De meeste medewerkers zeggen dat de weerstand binnen hun organisatie meevalt. ‘Het is hier op de EUR nu niet meer de vraag óf we dit gaan doen, maar hoe we het doen. De meerderheid staat er positief in’, zegt Denktaş.

Door Manon Dillen

 

Verantwoording

Voor dit onderzoek is een analyse gedaan van 36 beleidsdocumenten van 21 onderwijsinstellingen: 13 universiteiten en 8 hogescholen. Dit betreft visies, strategieën, nota’s, actieplannen en position papers waarin onderwijsinstellingen hun plannen kenbaar maken.

Aanvullend spraken we met diversiteitsmedewerkers van dertien universiteiten en zeven hogescholen over hun werk. Bijna allemaal geven ze aan met negatieve reacties te maken te hebben. Drie daarvan zeggen bedreigd te zijn. Een aantal was hierdoor terughoudend om mee te werken aan dit onderzoek.

Dit zijn de instellingen die voor dit artikel zijn onderzocht: Fontys hogescholen, Rijksuniversiteit Groningen, Vrije Universiteit Amsterdam, Universiteit Utrecht, Universiteit Twente, Avans hogescholen, Technische Universiteit Eindhoven, Erasmus Universiteit Rotterdam, Hogeschool Rotterdam, Radboud Universiteit Nijmegen, Hogeschool Utrecht, Technische Universiteit Delft, Hogeschool Arnhem Nijmegen, Maastricht University, Hogeschool van Amsterdam, Hanzehogeschool Groningen, Tilburg University, Saxion hogeschool, Universiteit van Amsterdam, Wageningen Universiteit en Universiteit Leiden.

De deelnemende media van de universiteiten en hogescholen zijn aangesloten bij de Kring van Hoofdredacteuren van hogeronderwijsmedia.
Dit onderzoek is mede mogelijk gemaakt door een bijdrage van het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek.