Cultuur
De tweede prijs: ‘Getuigen’ door Melchior Vesters
Masterstudent literary studies Melchior Vesters (32) heeft de tweede prijs gewonnen van de Mare-Kooyker Kerstverhalenwedstrijd 2019. In het verhaal ‘Getuigen’ toont hij ambitie en moed door de Oud-Testamentische wereld te verbinden met de actualiteit. In klinkende, met zorg gebeeldhouwde zinnen paart hij de poëzie van de Psalmen aan de Zwarte Piet-discussie, geloofstwisten aan Duindorpers, en nog meer.
Redactie
donderdag 12 december 2019
Houtsnede door Alexander Anderson (1775-1870)

The child was created, to the slaughterhouse he's led.
So good to be alive when the eulogies are read!
-          Phil Ochs, Crucifixion (1966)

Levavi

Middenin de winternacht ging de hemel open. Die nacht, dat was het drie-uursduister in mijn ziel. De hemel – hij. Ik viel niet voor zijn zondagse uniform en brede, sterke handen, of voor het respect dat hij in onze kerk genoot. Ik viel voor zijn stem, werktuig van warmte. Chirurgijnse citersnaar waarmee hij breuken in mijn hart verbond, wonden waarvan ik niet wist dat ze er waren. Nu is het onvoorstelbaar dat ze ooit hebben bestaan. Voor het eerst in bijna zeventien jaar zing ik werkelijk mee, ben ik vol – en loeiheet. In mijn donkere dagen was ik wachtend, hongerig, o zo rijp voor de oogst. Nu ben ik de verrezen zon en is mijn lichaam het zijne.

Overweldigend was zijn cadeau, ik hoefde het alleen aan te nemen. Ja zeggen, voor altijd. Ja. Jahaaa. Oké, JA. Word in mij geboren, levende God: mijn hart, jouw Bethlehem. Groei in mij, kind van liefde, laat er geen moment zijn dat ik geen deel van jou door mij voel stromen. Laat mij door de knieën gaan. Niet omdat U dat vraagt, maar omdat U mij hebt geaccepteerd voor wie ik ben. Dit wil ik zijn: deel van de Zending, keel van Uw stem. Wijs mij, Heer, Uw wegen, en leer mij Uw paden kennen.

Populus Sion

Het geschiedde in die dagen, diep in november, dat het volk uitliep voor de intocht van een heilige. De lucht was helder, de herfst paraat om onder verjaarde zomerjacks te prikken en zich uit kelen te laten schrapen. In door winkeliers versierde straten mengde muzak zich met zoete bakgeuren, voorzingende moederstemmen, opgewonden kindjes, verbazing spelende oma’s en vaderlijke rokershoestjes. Nkechi, met goud gestikte turkooizen muts, liep door de menigte die zich verzamelde langs een afgezette route. In dit feest der verwachting straalde op haar lippen de breedste lach van jonge hoop.

De stoet begint, uitgestrekte handjes zijn overal. ‘Zwarte Piet!’ ‘Hier Piet!’ ‘PIEEET!’ Kijk ze smachten, de kinderen van geest, ze willen aangeraakt worden. Nkechi giet hartjes en kruidnootjes in levende kommetjes en stopt telkens een lila vrijkaartje toe. ‘Jezus wil in jouw leven komen en wonderen voor je doen.’ Kauwend wordt het eerste wonder dankbaar genoten.

‘Voel je hoe Zijn liefde naar jou uitstroomt?’

Suikerbollen knikken.

‘Zijn cadeaus voor jou zijn eindeloos. Wil je ze, kom je ze aannemen?’

Een uk is al gegrepen.

‘Mag ik dan mee met Sint?’

‘Ohhh, ga jij mee met de Sint? Dat zou oma ook wel willen.’

‘Nog beter,’ glundert Nkechi, ‘je mag zijn baas ontmoeten.’

‘Oma! Oma! Ik mag naar Sinterbáás!’

‘Bofkont! En wat zeg je dan?’

‘Dankjewel.’

Nkechi’s warme hand streelt begerige vingertjes.

‘Graag gedaan. Kom je zondag bedanken? Dan zingen we en krijg jij héél veel van Hem.’

Ze is een sensatie, kinderen hollen langs de route met haar mee. Hier en daar wil een twijfelende ouder weten wat dat wel niet mag kosten, al die geschenken. ‘Zijn genade is gratis’, zegt ze dan. Eenvoudig blijven: afkappen, kaartje geven, weglopen. Wanneer de stoet even halt houdt, maakt ze zich los om versierde etalages te bewonderen – en wordt prompt binnengetrokken door een winkelier. Het is stil in de zaak; zijn uitgerolde luifel werpt een zware schaduw.

‘Waar ben jij in godesnaam mee bezig?’

De vraag stellen is haar beantwoorden; Nkechi wacht. De man wappert een roze papiertje voor.

‘Hier! Waarvoor doe ík mijn best, waarom betaal ík voor die intocht, als jíj mijn klanten kaapt! Hoe moet ik m’n centen terugverdienen als jij met kortingsbonnen strooit?

‘Geen korting,’ verbetert ze, ‘gratis. Bevrijding, verlossing en genezing. Niemand heeft geld nodig om Zijn gaven te ontvangen.’

Soms is de zuiverste glimlach niet genoeg. Staalman begint trillend en hoekig te bewegen.

‘Jij hoort bij hén, hè? Eerst mijn naam aan de schandpaal, omdat ik een kinderfeest sponsor. Dan die Duindorpers eroverheen, die mijn ramen inslaan als ik niet blijf meedoen. Nou doe ik mee – wat moet ik anders? – en pakken jullie me alsnog! Weet je wat jij van mij kan krijgen? Een enkeltje ANGOLA!’

Op straat is de stoet geen meter verder, het gaat niet meer. Nkechi loopt naar voren, waar geschreeuw alle andere klanken heeft overstemd. Aan weerszijden van hekken staan demonstranten. Anti-Pieten scanderen leuzen. De anderen, blanke mannen vooral, zitten minder goed in hun woorden maar beter in het bier; het mag van de agenten, zolang niemand wordt geraakt. Opeens staat Nkechi er middenin.

‘Ze heb geeneens een pakkie an.’ ‘Zwarte Piet, ZWARTE Piet.’ ‘Zwarte Piet is zwart verdriet!’ ‘Goed zo meid, no more blackface!’ ‘Wat doe jíj nou? Schaam je, mijn kind huilt!’ ‘Ga werken voor je uitkering!’

Zoveel loze woorden, zo weinig luisteraars. Intuïtief vindt ze haar stem. ‘De HEER zal u de heerlijkheid van Zijn stem laten horen, tot de vreugde uwer harten.’ Het is even wonderbaarlijk stil. ‘Het gaat niet om kleur, maar om de kinderen. Wat doen wij met hen? We leren ze graaien naar snoep, en later naar geld. Wij zijn vergeten dat het leven niet draait om aardse rijkdom, maar om hemelse. Eer van binnen de enige God, en heb de ander lief als uzelf. Dan komen Gods liefde en genade in elk leven.’

Bier breekt de betovering. ‘Horen jullie het nou van je eigen, het gaat niet om kleur maar om een KINDERFEEST!’ ‘Zwarte Piet, ZWARTE Piet!’ Rauwe geluiden klinken op uit rauwe mannen. Nkechi ziet hun uitgestrekte armen: sommige met bier, geen van alle smachtend zoals de kinderen. Vandaag worden hier geen gaven meer aanvaard.

Gaudete

Enkele weken hield ze zich verscholen: haar uitspraak over kleur en kinderen was gefilmd, geknipt en in de hele regio uitgezonden. In de kerk vond ze steun bij haar lievelingsstem: ‘Weest om niets bekommerd, maar laat al uw verlangens aan God kennen door het gebed.’ En zij deelde haar puurste wens om het kind van liefde geboren te laten worden. Blijf dan dicht bij jezelf, was zijn raad. Het schonk haar vreugde en perspectief.

De straat, vernoemd naar een diplomaat, is onopvallend statig: een nette buurt voor nette mensen. Het leven speelt zich achter gesloten deuren af; de dood komt er op afspraak. Nkechi heeft zich om acht uur geposteerd, voordat haar eerste lotgenoot aankomt. Een blondine, weinig ouder dan zijzelf; een studente misschien. Ze is te vroeg en trekt daadkrachtig aan een sigaret.

‘Hey, ben jij ook verrast door het wonder?’, vraagt Nkechi met een hand op haar buik.

‘Wat: dat de natuur niet verboden heeft dat lamzakken mijn toekomst in één stoot kapot kunnen maken? Dat wonder?’

‘Het wonder van het leven, dat dóór jou en mij werkt. Ik heb lang getwijfeld of ik het zou

aanvaarden. Maar nu heb ik gekozen, gelukkig.’

Haar oprechte blijheid doet een geëpileerde wenkbrauw stijgen. Contact.

‘Getwijfeld… zal best, jij bent ook nog jong.’

Opeens wipt ze met een vies gezicht haar peuk weg.

‘En je keuze: wat vond zaaddonor?’

‘Mijn Heer is altijd bij me, en wil dat iedereen Hem leert kennen. Iedereen kan delen in Zijn liefde.

Ook jij kan het met Hem in orde maken. Aanvaard Zijn leven, dan zal Hij er altijd voor jou zijn.’

‘Ach, wat ruimhartig! En doet hij de komende twintig jaar dan ook de was? De vaat? Het eten? Blijft hij oppassen zodat ik uit kan, of op reis? Draagt-ie ook bij aan de huur? Nee, jouw heer en meester wil dat ik een schortje aantrek voor twintig jaar cel. Ain’t. Gonna. Happen.’

Als gestoken liep de studente naar de deur en trapte, klauwde haar hoge nood eruit. Nette mensen houden zich niet doof; zij verdween vlug naar binnen. Nkechi keek omhoog naar winterkoude wolkenstrepen. Ze hadden bloedrode randen.

Rorate

Ik kan tegen afwijzing. Alleen eis ik het recht op om te getuigen van dat ene moment van genezing. Omdat het er was. Omdat mijn hart is verwarmd. Omdat ik het sindsdien stook met overstromende liefde in plaats van teleurstelling. Eén wens heb ik: dat de levende God in mij geboren wordt, via mij doorleeft. Ik heb het gezocht in het groot – wat een mensen heb ik bereikt! – en klein. Afwijzing, prima. Maar draagt mijn leven vrucht? Wie zoekt, zal vinden, dat is beloofd. Heb ik hard genoeg gezocht? Wat vind jij ervan?

‘Wie zijn zij, ongelovigen en mammonisten, om jou te vertellen dat je je leven verspilt? Dat alles waarvoor jij knokt waardeloos is? Zij hebben nog nooit gezocht.’

Hierom is hij mijn lievelingsstem. Hij hoeft niet te spreken om mij toch te raken. In hem vind ik iets.

‘Blijf bij jezelf. Je hebt hard gezocht, maar te ver. Jijzelf kunt vrucht dragen.’

Brede, sterke handen heeft hij: vaderhanden. Tussen mijn benen. Over mijn tepels. Rond mijn nek. Het is een beschermende omklemming. Buiten beukt en hijgt een zorgende storm.

‘Beregene de rechtvaardige, opdat de aarde zich zal openen en de Heiland eruit zal ontspruiten.’

Binnen bleef het stil. Ik voelde dat het kind in mij was verdwenen.

 

Door Melchior Vesters