Een zonovergoten kamer op het ministerie van Onderwijs, ergens in de nabije toekomst. De verse minister nipt aan een kopje gyokuru-thee. Een man met een kleine laptop en een grote stropdas komt binnen.
‘Ah, u bent de meneer van de Arbeidsinspectie.’
‘Eigenlijk heten we al sinds 2012 de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid, maar dat had ik zelf ook gemist tot ik er kwam werken.’
‘En u bent hier voor die kwestie die onder mijn voorgangster gestart is. De overwerkende academici. Om het dossier af te sluiten, hoop ik?’
‘Nou, nee.’
‘Nee? Mijn voorgangster zette een beweging in om de beoordelingscultuur op universiteiten om te gooien, en dat is volledig gelukt. De aanvraagdruk moest omlaag, en de plannen daarvoor zijn vlekkeloos uitgevoerd. De actiegroep WOinActie wou 1,15 miljard erbij, en dat heeft mijn partij gewoon geregeld. Het is alsof we in de utopie van een WO-columnist leven! Wat kan er nu nog mis zijn?’
‘In 2018, voordat al die maatregelen er waren, werkten universitaire onderzoekers gemiddeld 28 procent van hun aanstelling over, en de onderzoekers aan universitaire medische centra 34 procent. Twaalf uur per week, zeg maar. Nu de universiteiten en uw ministerie die maatregelen genomen hebben, zijn die cijfers nog vrijwel exact hetzelfde.’
‘Hoe zit dat?’
‘Eerst had je een docent die betaald werd voor twintig uur onderwijs en twintig uur onderzoek per week. Die besteedde dan 32 uur aan onderwijs, vijf uur aan het schrijven van beursaanvragen en vijftien uur aan onderzoek.’
‘Maar daar hadden we die één komma nogwat miljard voor geregeld. Die docent heeft nu een collega.’
‘Precies. Daarom geeft de onderzoeker nu daadwerkelijk twintig uur per week onderwijs. De beursaanvraagtijd is zelfs teruggedrongen naar één uurtje per week.’
‘Maar…?’
‘En nu besteedt die medewerker dertig uur per week aan onderzoek.’
‘Ah.’
‘Om te beginnen zijn dit soort mensen van zichzelf zeer gedreven en perfectionistisch. Daarnaast: het WO is georganiseerd als een piramide. Onder elke professor staan een paar docenten, daaronder een paar postdocs, en daaronder een paar promovendi. Van elke groep startende onderzoekers, kan er maar een klein gedeelte hoogleraar worden. Dus vallen er mensen af. Wat kan je doen om niet af te vallen? Overwerken.’
‘En wij hebben het midden van de piramide ietsje breder gemaakt, maar we hebben hem niet in een kubus veranderd. Is dat wat u wilt zeggen?’
‘Ja. Het goede nieuws is dat de universiteitsmedewerkers nu weliswaar evenveel uren werken, maar dat ze ietsje minder gestrest zijn daarover.’
‘En nu verwacht u van mijn ministerie een reactie, die u in uw rapport kunt zetten? Mijn ambtenaren zullen er eentje opstellen. Ik begrijp dat mijn collega van SZW dat rapport al volgende week verwacht?’
‘Ja, dat wordt nog even doorbijten. Gelukkig krijg ik voor mijn overuren wél gewoon betaald.’