Wetenschap
De angst voor een nieuwe wereldoorlog bleek terecht
Gifgassen die leidden tot een ‘folterdood’, massabombardementen die steden zouden wegvagen en een ‘dodende straal’ die dood en verderf zaaide: in de jaren twintig groeide de angst voor een nieuwe wapenwedloop. Historicus Wouter Linmans schreef er een boek over.
Vincent Bongers
donderdag 7 oktober 2021
Tekenaar Leo Jordaan verbeeldde in meerdere prenten de vrees voor massavernietigingswapens

Het is 1928 en aan de rand van Den Haag lijkt de hel te zijn losgebroken. Infanterie nadert een boerderij die is omgeven met prikkeldraad en barricades. Uit de ramen van de hoeve steken lopen van machinegeweren die beginnen te blaffen.

Verderop maken chauffeur sergeant Haaze en schutter korporaal Molenaar van de ‘Commissie Vechtwagen’ zich klaar om in te grijpen. Jarenlang had het leger slechts een imitatietank van hout, die vooral een mikpunt van spot was. Daarom had Defensie in 1927 toch maar één echte tank aangeschaft. Oké, het was een relatief klein tankje, gemaakt door Renault. En tja, niet uitgerust met een kanon maar slechts met mitrailleur. Maar toch konden Haaze en Molenaar er aardig wat schade mee aanrichten.

‘De tank maakte korte metten met de barricades’, schrijft de Leidse historicus Wouter Linmans in De Oorlog van Morgen waarop hij net voor de zomer promoveerde. ‘Verschillende keren beukte de tank tegen de buitenmuur, totdat er scheuren ontstonden en de bakstenen onder de druk bezweken.’

De tank maakt korte metten met de muren van de boerderij

Na afloop van de Eerste Wereldoorlog waren er grote zorgen, schrijft Linmans. Nederland was gedurende 1914-1918 weliswaar neutraal gebleven, maar vreesde bij een volgend gewapend conflict wel actief betrokken te raken. Het klopt dan ook niet dat men blind was voor gevaarlijke ontwikkelingen in Europa die uiteindelijk tot de Tweede Wereldoorlog leidden. Nederland was geen ‘meisjesinternaat’ of ‘windstil afgelegen tuin in een omringend landschap van eruptieve aardschokken en stormen’, zoals historicus Hermann von der Dunk ooit schreef.

Roemloos

Uit Linmans uitgebreide onderzoek blijkt dat in tijdschriften, kranten en pamfletten gepubliceerd in de jaren twintig en dertig veel aandacht was voor de afschuwelijke gevolgen die een moderne oorlog zouden hebben.

Hoewel de demonstratie met de Renault de kracht van de tank moest tonen, wilden de autoriteiten het volk juist geruststellen dat het waterrijke en drassige landschap hen goed beschermde tegen een aanval met tanks. De Commissie Vechtwagen kreeg dan ook de opdracht de Renault te laten zinken. Haaze werd bij een demonstratie met ‘klem geïnstrueerd dat de tank hoe dan ook roemloos ten onder moest gaan – het water móest winnen. Generaal Van Voorst tot Voorst, de commandant van het Veldleger, zou letterlijk hebben gezegd: “Hij moet ondersteboven.”’

Het kostte de nodige moeite maar uiteindelijk lukte het Haaze om zijn tank schuin in een sloot te manoeuvreren zodat het voertuig kantelde en vol liep met water. ‘Ik kon zó vanuit het bestuurdersluik m’n handen wassen’, verklaarde de bestuurder.

Sergeant Haaze weet de tank tot zinken te brengen in een sloot

De angst voor een nieuwe oorlog leidde ook tot speculaties over de inzet van de meest vreselijke wapens, massabombardementen die steden geheel verwoestten en het gebruik van gifgas, iets waar soldaten in de Eerste Wereldoorlog al het slachtoffer van waren geworden.

Burgers zouden in oorlogstijd als ongedierte worden vergast, voorspelde de pacifistische politicus David van Embden in 1924. Om aan het verschrikkelijke lot van de ‘folterdood’ te ontkomen was het beter om het leger maar helemaal af te schaffen. Daarom pleitte hij in de Eerste Kamer voor gehele ontwapening. De verdediging van Nederland zou alleen maar meer geweld uitlokken en uiteindelijk resulteren in ‘één grootscheepsche uitroeiing van al wat hier leeft’.

Mosterdgas

Dit was geen discussie in de marge. Op 30 september 1924 werd er een groot openbaar gifgasdebat gehouden in de dierentuin van Den Haag. Van Embden nam het op tegen de voormalige opperbevelhebber van de land- en zeemacht C.J. Snijders die verhalen over grootschalige gasaanvallen ‘jammerlijke onzin’ vond. De aandacht voor de bijeenkomst was massaal, schrijft de historicus. De 2500 kaarten waren uitverkocht, de zaal zat zo vol dat de balkons onder hun last dreigden te bezwijken. Op het muziekterrein naast het hoofdgebouw waren luidsprekers opgehangen. Daar was plaats voor nog eens achtduizend bezoekers.

Tien jaar later bleek de angst voor gifgas zeker niet onzinnig te zijn. Tijdens de Italiaanse veldtocht in Abessinië in 1935 en 1936 werd het massaal gebruikt. ‘Piloten vlogen laag over het land en gingen de inheemse bevolking te lijf met mosterdgas dat niet alleen in bommen maar ook door middel van sproeitoestellen als een fijne nevel werd verspreid’, beschrijft Linmans. ‘De Abessiniërs wisten aanvankelijk niet wat hen overkwam. Zij konden niet vermoeden dat die onschuldig ogende dampen zulke vreselijke verwondingen veroorzaakten.’

Chemische wapens werden in de Tweede Wereldoorlog echter heel anders ingezet dan in de decennia daarvoor werd ingeschat. Het gifgas werd een moordwapen in de concentratiekampen, en niet aan het front.

Tekening Leo Jordaan over de Italiaanse veldtocht in Abessinië

Lang was er in Nederland weinig animo om te investeren in de krijgsmacht. Dat had deels te maken met de economische crisis waarin het land verkeerde, maar ook met de hardnekkige hoop dat neutraliteit ook in een volgende oorlog mogelijk was.

Onderspit

De pacifisten dolven uiteindelijk toch het onderspit. In de jaren 30 leek een oorlog met Duitsland een steeds reëlere mogelijkheid te worden. Militairen melden dan al een tijdje dat alleen water het land niet kan redden. ‘In militaire vakbladen, conservatieve tijdschriften en losse brochures waarschuwden officieren voor de gevaren van een strategische overval, de dreiging van luchtlandingstroepen en de massale inzet van tanks’, aldus Linmans. ‘Als een donderslag bij heldere hemel zou Duitsland kunnen aanvallen.’

In 1935 gaat de politiek uiteindelijk om. Er komt een Defensiefonds van drieënvijftig miljoen gulden om de landsverdediging weer op peil te brengen. Het zou echter niet voldoende zijn om de Duitsers vijf jaar later tegen te houden. Dat kon het water ook niet.

De sensationeelste sensatie: een dodende straal

Zelfs voor fictieve wapens bestond grote vrees in de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw. Sommige machines van terreur spraken zeer tot de verbeelding. ‘Zo zou het de Brit Harry Grindell Matthews gelukt zijn om met behulp van een draadloze, onzichtbare energie een benzinemotor stil te zetten, een lamp te laten branden, buskruit tot ontploffing te brengen en kleine knaagdieren te doden.’

Deze ‘dodende straal’ werd al snel gezien als het wapen van de toekomst. Dat idee werd gevoed door boeken, tijdschriften en films. Zo verscheen er een pulproman met de titel De moordende straal en de film Chandu, de Geheimzinnige waarin de Egyptenaar Roxor met behulp van een stralingswapen de machtigste man op aarde wil worden.

‘Het bioscooppubliek kreeg onder meer een hels visioen te zien waarin Londen en Parijs door dodende stralen met de grond gelijk worden gemaakt’, schrijft Linmans. Recensenten lieten zich meeslepen. “Dies zitten wij een uur lang [...] met gerekte halzen te smullen van de sensationeelste sensatie, gemixed met de meest mysterieuze mysterieuzigheid,” schreef een recensent in dagblad Het Volk. “De spaanders vliegen er af. Je rilt, wringt handen, houdt adem in en smoort nog net bijtijds een rauwen gil.”’

De Oorlog van Morgen
Wouter Linmans
Prometheus 
320 pgs. € 27,50