Cultuur
Zijn artillerie op mijn bresje
Woensdag houdt de opleiding Nederlandse taal en cultuur een symposium over pornografie in de Nederlandse literatuur. Wetenschappers en schrijvers belichten het roze genre. Mare vroeg ze om hun favoriete passages.
woensdag 2 november 2011

‘Hij doopte zijn vingertop in haar slijm’

‘Was er nog tijd? Het zou snel moeten gebeuren, op haar kamer, voordat het hotelmeisje met de stofzuiger kwam. Madelon zou bij gebrek aan een kaptafel haar beauty-case met de uitklapbare spiegel op het onopgemaakte bed installeren, en zich geknield op het onopgemaakte bed installeren, en zich geknield op het vloerkleedje beginnen te schminken – niet zodanig geknield dat ze met haar billen op haar hakken rustte, maar voorover hangend, met haar ellebogen steunend op de matras. Ernst zou het onderste gedeelte van haar jurk maar hoeven op te slaan. Het broekje kon naar beneden tot net boven de knieën, dat was vergenoeg. En terwijl Madelon met haar penselen en potloden en stiften rammelde in de vakjes van de beauty-case, zou Ernst zijn vuist tussen haar bovenbenen wringen. Pas aan de buikzijde zou hij zijn vingers uitslaan – om er de begroeide opbolling mee te omvatten. Vervolgens zou hij zijn hand in één langgerekt gebaar onder haar door halen, waarbij zijn middelvinger haar open zou kerven.

Ondanks dat Madelon nu met neergeslagen wimpers het folie van een miniatuurbakje abrikozenjam probeerde los te peuteren, zag Quispel heel duidelijk hoe droog, en zelfs ietwat schilferig, de huid van haar billen eruitzag in het vale licht van de hotelkamer. Hij doopte zijn vingertop in haar slijm en trok, gelijk op met de stift die zij zacht over haar wang haalde, een gebogen lijn over haar bil. Het had het effect van een vinger die gedachteloos een druppel gemorst bier uitsmeert over het verder droge en wat stoffige blad van de cafétafel. Telkens keert de vinger terug naar het kringvormige plasje waar het glas gestaan heeft en trekt een nieuwe lijn, wat grilliger dan de vorige. Zo vulde Quispel het droge oppervlak van de billen met een grillig patroon van glinsterende strepen, dat een vage kopie was van de make-up die hij over Madelons schouder in de spiegel zag ontstaan.

Hij zou precies weten wanneer bij haar binnen te dringen: op het moment namelijk dat door het herhaalde uitstrijken van haar warme, kleurloze verf de haartjes hoog tussen haar benen zouden samenklitten ongeveer op dezelfde wijze als haar wimpers na behandeling met de mascara. Hij zou achterlangs bij haar naar binnen glijden, en over haar schouder met haar meekijken hoe in de spiegel het masker definitief vorm begon te krijgen.’

Jaap Goedegebuure, hoogleraar hedendaagse Nederlandse literatuur aan de Universiteit Leiden, koos voor een scène uit Advocaat van de hanen (1998) van A.F.Th. Van der Heijden. Goedegebuure zal een lezing verzorgen over het erotische werk van E. du Perron.

‘Het gaat door. Door’ 

‘Chris begint me te zoenen. Hij trekt me verder op zich. Zijn handen zijn groot. Ik voel een waanzinnige pijn in mijn borst die blijft groeien. Zijn ogen zijn blauwgroen, ze kijken me zacht aan. Alsof ze weten wat ze aan kunnen richten. Ik heb nooit iets mooiers gezien. Als er een plek was die hier aan gelijk staat mag het niet minder zijn dan de Himalaya. De pijn gaat overal en voelt adembenemend. Nu weet ik dat die nooit meer zal overgaan. Hij zit in me. Chris zit in me.

Zijn handen glijden over mijn buik. Hij is overal. Ik haal adem en Chris ook. Samen ongecontroleerd. Ik wil zolang mogelijk doorgaan, zolang mogelijk zo dicht bij elkaar. Ik houd alles open. Ik kus zijn oren en alles wat ik kan vinden. Wij kunnen dit zo goed. Hij heeft dit bedacht en geënsceneerd al tijdens de film en ik ben zo gelukkig. Groter dan gelukkig. Zo gelukkig dat ik er mooi van word. Dit is het enige wat hoeft voor eeuwig. Ik zet me schrap in zijn rug. Hij is zo dichtbij. Het gaat door. Door. Soms valt Chris even op zijn rug, haalt diep adem en kruipt dan weer terug.

Ik kijk op de klok die altijd gek is geworden als we net klaar zijn. De rode cijfers trillen en zeggen 05:47. Toen de film was afgelopen zei die 23:06. Hoe kan iets dat zo kort voelt, zo lang duren?’

Marita Mathijsen, hoogleraar Nederlandse literatuur aan de Universiteit van Amsterdam, koos voor een scène uit Alles is Carmen (2011) van Alma Mathijsen (‘Ja, mijn dochter.’). Mathijsen verzorgt een lezing over de Bruiloft van Jacob Stootgraag (1829).

‘In een slobberkut duurt het langer’

‘We zaten daar even lekker te vrijen, waarna hij me naar het bed leidde. Mijn benen werden zo slap dat ik er op mijn rug op neerviel. Hij viel meteen naast mij, legde zijn hand op mijn onnozeltje, trok zijn broek uit en liet zich onbelemmerd tussen mijn benen glijden. Toen hij mijn lichte rokjes had opgetild en met zijn middelvinger, bijgenaamd, de gids van de heer van Kranenburg, mijn vesting had verkend, viel hij met zijn voltallige artillerie op mijn bresje aan. Hij brak door bij de eerste bestorming, zonder bloedvergieten. Ik was dan wel heel nauw, maar hij was niet bijzonder groot. Zijn instrument was niet langer dan een handbreedte, en niet dikker dan een duim. Omdat hij nog zo jong en fel was, stortte hij zijn heilzame balsem al uit bij binnenkomst. Ik voelde hem als een warme dauw in mijn lichaam vloeien. Hij hoefde zelfs geen beweging te maken, zoals mannen meestal wel doen. Dat kwam ook omdat mijn poesje zo nauw was, want in een slobberkut duurt het wat langer. Die schuurt niet zo erg.

Toen hij deze heldendaad had volbracht kwam hij weer naast me liggen. Ik vertelde hem dat mijn moedertje al zijn sop had opgedronken. Ik kon het strelen van mijn onnozeltje niet verdragen, vanwege de tintelingen en heerlijke trekkingen die ik voelde en omdat het droog en nauw was. Hij wilde mijn lust weer op gang brengen. Hij begon me opnieuw te strelen, terwijl hij zijn hand bij mijn gelegenheid legde. Zodra hij weer wat leven in mijn winkeltje voelde stak hij zijn pik er weer in. Dit keer duurde het wat langer en we gingen weer fijn tekeer. De tweede keer werkte heel anders dan de eerste, want ik werd zo nat aan mijn billen alsof ik in een plas warme pap lag. Mijn minnaar was heel blij toen ik hem dat vertelde. Van de lekkernijen die mijn moedertje had uitgespuugd zou ze geen schreeuwlelijkje kunnen bakken, dacht hij. Eigenlijk wilde hij het hierbij laten, maar hij kon zijn liefdesdrift niet bedwingen. Toen die de overhand nam moest ik weer aan de slag.’

Inger Leemans, medewerker van de Nijmeegse vakgroep geschiedenis koos een fragment uit De doorluchtige daden van Jan Stront, opgedragen aan het kakhuis (1696). Zij zal een lezing verzorgen over pornografisch toneel in de 18e eeuw.

‘Kwestie van jarenlang onderzoek’

Schrijver Arnon Grunberg gaf aan geen favoriete erotische passage te hebben. Althans, niet in de Nederlandse literatuur want ‘Henry Miller was beter’. Hij voegde eraan toe dat  ‘over seks schrijven een kwestie van jarenlang onderzoek is’. Op het symposium zal Grunberg zijn persoonlijke visie op pornografie geven. De lezing draagt de naam ‘Hongerige huisvrouwen en hongerige huismannen’.

Door Thomas Blondeau

Symposium Pornografie in de Nederlandse literatuur

Woe 9 november, € 35 

zie www.pornografie-in-de-literatuur.leidenuniv.nl