Columns & opinie
Compenseer alle studenten die getroffen zijn door de lage kwaliteit van het onderwijs
Internationalisering zorgt voor slechter onderwijs, en doet vooral de studenten met een 'rugzakje' tekort, vindt Rebecca Talbot.
Redactie
donderdag 18 april 2019

Al jaren trekken studenten aan de bel over de gebrekkige kwaliteit van de internationalisering binnen het hoger onderwijs. De voornaamste klacht is dat docenten gebrekkig Engels spreken en bijvoorbeeld papers niet op de taalvaardigheid kunnen beoordelen.

Inmiddels is bij 35 procent van de universitaire bacheloropleidingen de voertaal Engels. Het meest schokkende is dat 85 procent van de universitaire door het Rijk bekostigde masteropleidingen niet meer het Nederlands als de voertaal heeft.

De haastige wijziging van de voertaal lijkt te komen door de financiële voordelen die onderwijsinstellingen krijgen bij het aantrekken van internationale studenten. Dit is een zeer verkeerde prikkel, waardoor het middel internationalisering het doel van kwalitatief goed onderwijs geheel voorbijgaat en waarvan (internationale) studenten de dupe zijn.

Medezeggenschapsraden dienen betrokken te worden bij het besluit om de voertaal van een opleiding te veranderen. In de praktijk bleek de medezeggenschap een tandeloze tijger te zijn die niet serieus werd genomen. Als gevolg heeft minister Van Engelshoven in 2018 besloten om het wetsartikel te gaan herzien om de rechtspositie van de medezeggenschapsraden te verbeteren. Daarnaast moet de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) toezien op de kwaliteit van de taalbeheersing bij docenten van de (geambieerde) voertaal.

Dit is een stap in de goede richting, maar nog steeds zijn de problemen die studenten ondervinden niet ondervangen. De hoger onderwijsinstellingen dienen de hand in eigen boezem te steken en alle studenten die getroffen zijn door de lage kwaliteit van het onderwijs financieel te compenseren. Het geld is er immers al verdiend, over de rug van de internationale student.

Een ander punt is de ontoegankelijkheid voor “studenten-plus”, met bijvoorbeeld een handicap, laag inkomen, kinderen of transgender studenten in transitie om in het buitenland een deel van de studie te volgen. Juist om deze ontoegankelijkheid te verkleinen bestaat in Europa de Erasmusbeurs. Internationale studie-ervaring kan bijdragen aan betere kansen op de arbeidsmarkt, zeker voor deze studenten, maar ook aan de persoonlijke ontwikkeling.

Op Europees niveau is eind februari afgesproken dat de inclusie van studenten+ vanaf 2021 moet zijn verbeterd. De crux zit in de constructie om voor de beurs in aanmerking te komen; studenten kunnen zelf geen verzoek indienen, maar de onderwijsinstelling moet studenten voordragen. Studenten-plus komen veelvuldig minder in aanmerking voor deze beurs dan normatieve studenten. Ook geven studenten uit deze groepen aan dat zij vaak niet eens geïnformeerd worden over de mogelijkheid tot het volgen van onderwijs in het buitenland. Hier ligt een taak voor de international offices, die op elke door het Rijk bekostigde hoger onderwijsinstelling aanwezig zijn.

Daarnaast kan de Erasmusbeurs ook de regie aan de student geven door beursaanvragen vanuit de student zelf mogelijk te maken: die hoeft helemaal niet afhankelijk te zijn van de kennis en goodwill van anderen om zichzelf te kunnen ontwikkelen. Elke student moet de voordelen van internationalisering kunnen ervaren.

Rebecca Talbot, tweedejaars studente Pedagogische Wetenschappen