Nieuws
Arbeidsinspectie gaat werkdruk aan universiteiten onderzoeken
Na een oproep van actiegroep WOinActie stuurden ruim zevenhonderd universitaire medewerkers klachten in over structureel overwerk. De Arbeidsinspectie is inmiddels een onderzoek gestart naar universitaire werkdruk. Het college van bestuur is kritisch, en kijkt naar het kabinet.
Vincent Bongers
vrijdag 27 november 2020

Uit de gebundelde klachten van WOinActie blijkt dat medewerkers gemiddeld 36 procent meer werken dan hun contracturen. Dat komt neer op twaalf tot vijftien uur per week. Volgens WOinActie kampen de klagers daardoor met allerlei psychische en fysieke problemen.

De Inspectie SZW (voorheen de Arbeidsinspectie) meldde in augustus per brief aan de universiteiten dat de dienst ‘een fors aantal signalen over werkdruk’ had ontvangen en dat er sowieso al plannen waren voor een onderzoek naar ‘psychosociale arbeidsbelasting ten gevolge van discriminatie’ bij de universiteiten. Dat koppelt de dienst nu aan een inspectie van de werkdruk.

Aangezien corona al zwaar weegt op de universiteiten, komen er voorlopig nog geen inspecteurs langs. Wel moeten universiteiten documentatie aanleveren waaruit blijkt wat ze allemaal doen om de werkdruk aan te pakken.

Structureel overwerk

De Universiteit Leiden stuurde begin november een brief terug naar de inspectie met daarbij zeven bijlagen, waaronder het Plan van Aanpak Werkdruk en het Aanstellingsbeleid Tijdelijke Docenten (zie kader onderaan).

Het college van bestuur schrijft de ‘knelpunten die WoinActie noemt’ zelf ook te constateren en vat ze bondig samen: ‘Er zijn steeds meer eisen en steeds minder tijd. De taaklast per wetenschapper is de facto verzwaard.’ Maar om dat probleem op te lossen moet het kabinet ook haar verantwoordelijkheid nemen, schrijft het college.

‘Er zijn steeds meer eisen en steeds minder tijd’

Tussen 2008 en 2020 groeide het aantal studenten aan de Universiteit Leiden van 17.000 tot 32.000. Doordat docenten veel meer onderwijs moeten geven, wordt onderzoek doen vervolgens structureel overwerk.

‘Door de sterke groei van studentaantallen en de relatieve afname van middelen is de beschikbare tijd voor onderzoek onder druk komen te staan’, aldus het college. De bekostiging van ‘het onderzoeksdeel groeit al vele jaren niet mee’ met het geld dat naar onderwijs gaat.

Balans herstellen

Wetenschappers daarbij ook nog eens onderling knokken om beurzen binnen te halen. Die inspanning ‘staat in veel gevallen niet meer in verhouding met de tijd om het onderzoek daadwerkelijk te doen’. Er is ‘extra budget nodig om die balans te herstellen’.

De pijlen van het college worden onder andere gericht op de door het kabinet overgenomen aanbevelingen van de Commissie Van Rijn. Een van die aanbevelingen is het doorsluizen van onderwijsgeld van de alfa’s en gamma’s naar de bèta’s. Dat hakt er flink in bij de universiteit. Vanaf 2022 scheelt dat drie miljoen euro per jaar. ‘Zonder ingrepen zal dit tot stijging van de werkdruk leiden’, waarschuwt het college.

Zelf probeert de universiteit de werkdruk aan te pakken door het verminderen van regeldruk, het slimmer ondersteunen van medewerkers, efficiënter inzetten van geld en het beter benutten van ideeën vanuit de organisatie. Verder wordt er hard gewerkt aan ‘het terugdringen van tijdelijke contracten’.

Handhaven

Ook op facultair gebied gebeurt al veel, schrijft het college. Bij Rechten is de werkdrukproblematiek zo nijpend dat de faculteit ook een eigen werkdrukplan heeft geschreven. Geesteswetenschappen is bezig met het ‘efficiënter maken en stroomlijnen van het onderwijsaanbod.’ 

De inspectie gaat in 2021 met steekproeven controleren of de plannen van de universiteiten effect hebben. Als dat onvoldoende het geval is, kan de dienst besluiten om ‘middels handhaving naleving te eisen’.

‘Er moeten gewoon meer mensen bij’

Een van de maatregelen in de werkdrukplannen van de universiteit is het invoeren van ‘langdurige tijdelijke aanstellingen’: waar mogelijk worden docenten (dus niet UD’s en UHD’s) voor vier jaar aangesteld. Dit jaar moet vijftien procent van alle docenten zo’n contract hebben.

Tijdens de universiteitsraadsvergadering maandag was er een discussie over het nut van deze maatregel. ‘Er zitten de nodige haken en ogen aan deze constructie’, zei personeelsraadslid Timothy de Zeeuw (FNV Overheid), docent bij international studies. ‘Vierjarige contracten zijn op zich beter dan aanstellingen van zes maanden of zelfs minder. Maar de structurele werkdruk wordt met deze contracten niet opgelost. Er is nog steeds veel te veel werk voor te weinig mensen.’

Volgens De Zeeuw is er ook te weinig ruimte voor loopbaanontwikkeling binnen de vierjaarscontracten. ‘Het is mooi dat de universiteit loopbaancursussen geeft, maar als werknemers die in eigen tijd moeten volgen, heeft dat ook geen positief effect op de werkdruk.’

Verder is ook onduidelijk of een werknemer, als de vier jaar voorbij zijn, nog een aanstelling kan krijgen aan de universiteit.

‘Ik zie de link tussen de contracten en de werkdruk niet zo’, reageerde Bas Knapp van studentenpartij LSP op de kritiek. ‘Dat je na vier jaar niet de garantie hebt dat je mag blijven, is niet gek. Die zekerheid krijg je nergens. Het verminderen van werkdruk is meer de bijvangst van deze regeling.’

Vier jaar ‘is een hartstikke mooie periode’, aldus Knapp. ‘Het is niet goed dat er geen tijd is voor cursussen binnen de contracturen, maar dat heeft op zich niets te maken met de looptijd. Bij een korter contract is die tijd er ook niet. Ik vind het raar om als raad zo kritisch te zijn op een punt waar we voor gestreden hebben.’

‘Er lopen twee grote zorgen langs elkaar heen’, constateerde personeelsraadslid Maaike van Naerssen (FNV Overheid). ‘Dat er te weinig staf is voor een te grote hoeveelheid werk, los je niet op met deze contracten. Er moeten gewoon meer mensen bij.’

Hoewel contracten van vier jaar beter zijn dan kortere aanstellingen, valt er volgens haar nog het nodige te verbeteren. ‘Het moet geen contract zijn dat alleen maar volgestouwd is met onderwijs. Ook moet duidelijk zijn of je na vier jaar bijvoorbeeld UD kunt worden in Leiden, of dat je na afloop niet meer terecht kunt aan deze universiteit. Dat is nu niet helder. Die onduidelijk moet het college van bestuur wegnemen.’