Regelmatig denk je dat je het ergste over de academische wereld al wel gehoord hebt, en elke keer blijk je het mis te hebben. Het overkwam ons toen we Mare opensloegen en de column ‘Alsof een bachelor niets betekent’ van Marit de Roij lazen over de positie van hbo’ers in het wetenschappelijk onderwijs.
Het stuk bekritiseerde met weinig feitelijke onderbouwing en anekdotisch bewijs de (in haar ogen makkelijke) doorstroom van het hbo naar de universiteit en betoogde dat het onderscheid tussen havo/vwo en hbo/universiteit moet worden gewaarborgd. Graag zouden we van de gelegenheid gebruik willen maken om in te haken op alle onjuistheden in dit stuk.
Allereerst verwijst de column naar het zogeheten doorstroomrecht als boosdoener. Echter, deze bestaat niet zoals De Roij verwoordt.
Toelatingseisen
In de artikelen 7.30e en 7.57i van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek staat duidelijk beschreven dat studenten door universiteiten de mogelijkheid moeten krijgen om alsnog aan de toelatingseisen van een masterprogramma te voldoen, mits dat in redelijke termijn haalbaar is. In de praktijk betekent dit dat universiteiten studenten mogen verzoeken een pre-masterprogramma af te ronden om toelating tot een masterprogramma te krijgen.
Ten tweede is de ‘makkelijke doorstroming’ in de praktijk een stuk minder makkelijk dan de beschrijving doet vermoeden. Zo moet een student met een afgeronde hbo-opleiding die een vervolgmaster wil volgen aan de faculteit geestenwetenschappen in Leiden aan een x-aantal criteria voldoen.
Dit betekent in veel gevallen een gemiddelde van een 7, aanlevering van minimaal 2 aanbevelingsbrieven, een cv waaruit blijkt dat de student extracurriculaire activiteiten heeft verricht, een TOEFL uitslag van 100 (Test voor Engelse taalvaardigheid; de maximale score is 120), een motivatiebrief en soms een essay.
Studenten die aan al deze criteria voldoen worden ofwel vooralsnog afgewezen, ofwel voorwaardelijk toegelaten mits de student een pre-master programma van 30 of 60 studiepunten afrondt. Een ongemotiveerde hbo’er die aan een (pre-)master begint, snijdt zichzelf in de vingers wanneer het niveau te hoog blijkt. Ook hierdoor vindt al een zekere zelfselectie plaats.
De formaliteiten van selectie leiden tot noch een aantrekkelijke weg, noch een vanzelfsprekende weg voor een student. Dat blijkt ook uit de cijfers van de Onderwijsinspectie uit 2014 en 2018. In 2014 stroomde slechts 6,9 procent van de hbo’ers door naar de universiteit en in 2018 was dat nog steeds een magere 7,3 procent. Het lijkt sterk dat zo’n kleine instroom de detrimente effecten heeft op de kwaliteit van het wo-masteronderwijs waar De Roij over spreekt.
Het financiële kostenplaatje ligt o.a. ten grondslag aan de impopulaire keuze om een wo-master te volgen na een hbo-bachelor. Een TOEFL test kost algauw een paar honderd euro, een pre-master werd in oude systeem niet altijd vergoed en over de hele linie ben je ook wat langer bezig met je studie. Oftewel: er is überhaupt geen sterke trend van hbo’ers die besluiten om door te studeren.
Kundigheid
Is dit kwalijk? Jazeker. Het is belangrijk dat studenten geholpen worden op hun weg naar de arbeidsmarkt. Ook als dit betekent dat iemand met een hbo-bachelor zich verder wil ontwikkelen in het wetenschappelijk onderwijs.
Om dit te verwezenlijken moet er een goede aansluiting zijn en moet het niet ten koste gaan van het bestaande onderwijs op een universiteit. Dit vergt maar twee dingen: kundigheid en gepaste investeringen.
Tevens nog een korte reactie op De Roij’s stelling dat een universitaire student ook niet zomaar wordt toegelaten tot het laatste jaar van de mbo-koksopleiding. Dit klopt; een universitaire student die een aantal jaar in de boeken heeft gezeten en zijn of haar hele studie pasta rood heeft gegeten zal niet veel snappen van wat tijdens de koksopleiding gebeurt. Deze vergelijking met een hbo’er die naar het wo gaat is echter een valse analogie.
Een hbo’er die na het behalen van 240 studiepunten tijdens zijn opleiding communicatie en na het voldoen aan alle formaliteiten een schakeljaar volgt om hierna toegelaten te worden tot de wo-master communicatiewetenschappen zal veel meer overeenkomsten met studiegenoten hebben dan de universitaire student met de aspirant-kok.
Nonsens
Tot slot, de gedachte dat er een duidelijke tweedeling is en moet zijn tussen havo/vwo en hbo/wo is complete nonsens. Uiteindelijk zijn dit ook maar sociale constructen ontworpen om studenten een leidraad te bieden in een bepaalde levensfase.
Zowel de praktijk als onderzoek wijst uit dat intelligentie bij de mens verbonden is aan sociaaleconomische factoren en vrij makkelijk te beïnvloeden is. Er zijn vwo’ers die dankzij bijles voor drie vakken en een examentraining uiteindelijk naar de universiteit kunnen. Het is niet zo zwart-wit als De Roij het ziet, het is een spectrum. Laten we uitgaan van een leven lang leren; daar waar een vwo-student uiteindelijk toch liever een mbo-opleiding afmaakt, kan een laatbloeiende vmbo’er ook prima uiteindelijk promoveren.
Academici moeten maar eens ophouden met het claimen van intellectuele immuniteit. Lof krijgen op de familieverjaardagen omdat je als 12-jarige een CITO score van 548 had is leuk en hartstikke verdiend, maar wanneer je tien jaar later nog steeds met dit schooladvies staat te zwaaien om je intelligentie te bewijzen wordt het misschien tijd om andere aspecten aan je persoonlijkheid te vinden waar je trots op kunt zijn. Hetzelfde geldt voor een wo-bachelordiploma. Goed gedaan hoor, maar zeker de gymnasiumleerling zal moeten weten dat er meerdere wegen naar Rome zijn.
Madina Faiz studeert modern Middle Eastern studies en Elles van de Ven is honoursstudent rechten