Achtergrond
Afgezwaaid hoogleraar Kitty Zijlmans: ‘We zijn elkaar totaal gek aan het maken’
Ze wil niet over haar houdbaarheidsdatum heen gaan, zegt Kitty Zijlmans, die afzwaait als hoogleraar kunstgeschiedenis. Met de opleiding gaat het goed, maar met de universiteit niet. ‘We gaan kapot aan neoliberale politiek. En we laten het gebeuren.’
Sebastiaan van Loosbroek
donderdag 11 november 2021
Foto Marc de Haan

‘De kunstgeschiedenis is heel uitsluitend geweest’, zegt emeritus hoogleraar Kitty Zijlmans (66). Het is 1996, een paar jaar voor haar benoeming tot hoogleraar, als ze zich dat voor het eerst duidelijk realiseert.

‘Ik was in Tokio voor een uitwisselingstentoonstelling tussen Nederlandse en Japanse hedendaagse kunstenaars, toen ik een Japanse curator ontmoette die daar een kleine galerie had. Hij vroeg me wat ik deed, en ik zei dat ik lesgaf over internationale kunst, namelijk die van Europa en Noord-Amerika. Hij antwoordde schamper: “Noem je dat internationaal?” Ik stond met mijn mond vol tanden. Toen pas besefte ik dat we de enorme productie van kunst die buiten het Westen valt, niet meenamen. Nooit eerder werd me zo duidelijk hoe verkokerd mijn blik was.’

Ook de kunstgeschiedenisboeken waren onvolledig. ‘Als er al iets stond over Chinese of Arabische kunst, waren dat kleine stukjes. We bleken niet alleen honderd jaar de vrouwen uit de geschiedenis te hebben gehouden, maar ook het grootste deel van de wereld. Eigenlijk alles behalve de witte mannelijke canon. Dankzij die Japanse curator keek ik ineens door de ogen van een ander naar mezelf.’

‘De kunstenaar die in zijn ivoren toren wordt geraakt door goddelijke inspiratie is een volkomen achterhaald idee’

Zijlmans heeft een lange staat van dienst aan de Universiteit Leiden (zie kader). In haar onderwijs en onderzoek richtte ze zich op de visuele kunsten: beeldhouwwerk, schilderijen, film en fotografie, maar ook nieuwere vormen als body art, installatiekunst en social art. ‘Dat laatste is een vorm waarbij de kunstenaar niet alleen een object maakt, maar ook sociale processen in de maatschappij op gang brengt. De kunstenaar die in zijn ivoren toren zit en wordt geraakt door goddelijke inspiratie, is een volkomen achterhaald idee.’

Ruim 45 jaar aan de Leidse universiteit

De liefde voor kunst zat er al jong in, zegt Kitty Zijlmans. ‘Mijn vader was etaleur en standbouwer, de broer van mijn oma was kunstschilder, net als een neef en de jongste broer van mijn vader. Een andere neef van mijn vader was beeldhouwer. Mijn oudste broer is tot op de dag vandaag een verdienstelijk beeldhouwer in steen en mijn echtgenoot is beeldend kunstenaar.’

Het resulteerde erin dat Zijlmans in 1974 naar Leiden vertrok om kunstgeschiedenis te studeren, niet wetende dat dat de aftrap zou zijn van een pakweg vijfenveertig jaar lange staat van dienst aan de universiteit.

‘Ik heb bijna zeven jaar over mijn studie gedaan. Dat was toen nog normaal. Begin jaren tachtig waren er ook weinig banen, het was een moeilijke tijd.’ Toch lukte het haar een docentfunctie te krijgen aan de opleiding die ze net zelf had afgerond en werd ze later doctoraal assistent (wat nu promovendus is). In 1989 promoveerde ze op een dissertatie over kunstgeschiedenis en systeemtheorie. ‘Tot aan mijn benoeming van hoogleraar Nieuwste Tijd in 2000 heb ik een enorme reeks tijdelijke aanstellingen gehad’, zegt Zijlmans. ‘Dat was toen ook al zo.’

Die leerstoel zou ze ruim twintig jaar bezet houden. ‘Ik hield van onderwijs en onderzoek. Onderwijs is me altijd goed afgegaan. Ik weet dat ik de studenten bereikte, dat merk ik aan de evaluaties. Ik legde er enorm veel passie in.’

De leerstoel blijft bestaan en er is ook al een opvolger, weet Zijlmans. ‘Maar ik mag niet zeggen wie. Het is wel iemand buiten Leiden.’

Toen ze in 2000 hoogleraar hedendaagse kunstgeschiedenis werd, benutte ze haar ervaring in Tokio om de opleiding een mondialer karakter te geven. Zo begon de opleiding zich af te zetten tegen de aanduiding “niet-Westen”.

‘Dat is een verkeerde term, want daarmee blijft het Westen het centrum en de norm. Parijs is heel lang het centrum van de moderne kunst geweest, en natuurlijk Florence in de Renaissance, maar dat is ook maar een keuze. Er waren wel meer stadstaatjes met belangrijke ontwikkelingen.’

Bovendien, legt Zijlmans uit, kun je de West-Europese moderne kunst helemaal niet los zien van die uit andere delen van de wereld. ‘Als Picasso zich niet was gaan oriënteren op Afrikaanse sculpturen en maskers, had de Westerse moderne kunst er heel anders uitgezien. Het modernisme is er zelfs deels op geënt.’

Studenten moesten met een bredere blik van de opleiding komen, was het idee. Het kwam dan ook goed uit dat alle talenstudies aan de Universiteit Leiden tegen het einde van de vorige eeuw veranderden in taal- en cultuurstudies. ‘Mijn ideaal was dat de studie van kunst en materiële cultuur in andere gebieden dan het Westen echt bij de opleiding zelf zou komen. Dat is nooit gebeurd, maar we konden de enorme expertise aan de faculteit wel benutten door onze studenten bij andere opleidingen vakken te laten volgen. Dat ging wel ten koste van vakken over Westerse kunst.’

Kitty Zijlmans in 2000, het jaar dat ze hoogleraar werd. Foto Marc de Haan

Ook maakte Zijlmans zich hard voor een sterkere verbinding tussen kunst en wetenschap. Ze zette samenwerkingen op met kunstenaars en musea en gaf een impuls aan theorievorming binnen de opleiding. ‘Ik zie kunst niet zozeer vanuit een decoratieve of esthetische functie. Die functie kan het wel hebben, maar dat is niet de kunst die de wereld verder helpt. Kunst heeft een eigen stem, een toegang tot de wereld die je op een andere manier niet kunt krijgen.’

Kunstgeschiedenis is een wetenschap, zegt Zijlmans. ‘Al wordt daarbij vaak gedacht aan de niet-alfavakken. Een probleem is dat de geesteswetenschappen een andersoortige wetenschap wordt gevonden waarvan het nut wat lastiger te benoemen is. Dat komt omdat nut vaak wordt gezien in financiële termen. Terwijl alles voortdurend ter discussie stellen zo’n belangrijke taak is van onze faculteit.’

Zijlmans had haar vak dan ook liever kunstwetenschap genoemd. ‘Kunstgeschiedenis lijkt de nadruk te leggen op een chronologische lijn, maar dat is verschrikkelijk arbitrair. Wat maakt dat je het ene kunstwerk aan het andere verbindt? De Grieken en Romeinen zouden ook de bakermat van onze cultuur zijn, maar dat is helemaal niet waar: die komt ook ergens vandaan. Als je uitgaat van een bepaald begin, kom je nooit aan in het heden.’

Dat moest anders, vond Zijlmans. ‘Ik probeerde juist te starten bij het heden. Dan kijk je meer horizontaal wat er in een bepaalde tijd gebeurt, hoe een kunstwerk als knooppunt dient en hoe dat ontwikkelingen aan elkaar verbindt.’

‘De VSNU moet terug naar de tekentafel en zichzelf afvragen waar de universiteit voor is bedoeld’

Anno 2021 gaat het goed met de opleiding: jaarlijks melden zich ongeveer honderdvijftig bachelorstudenten aan. ‘We hebben zelfs een toename gekend, omdat we met de Engelstalige opleiding Arts, Media & Society zijn begonnen. Die trekt ook buitenlandse studenten.’

Maar die toename heeft een grote keerzijde. ‘Er wordt met een neoliberale blik naar marktwerking en concurrentie gekeken. Hoe meer studenten hoe beter, want dat levert geld op.’ Dan verheft ze haar stem: ‘De VSNU moet hiermee stoppen, terug naar de tekentafel en zichzelf afvragen waar de universiteit voor is bedoeld. Hier gaat ze kapot aan.’

Doordat het aantal docenten niet meegroeit met het aantal studenten, ziet ze het onderwijsniveau dalen. ‘Er is simpelweg minder tijd per student voor begeleiding. Dat zie je bijvoorbeeld aan de kwaliteit van de scripties.’

Ook voorbereidingstijd voor colleges is in de verdrukking geraakt. ‘Dat gaat ten koste van de kwaliteit. Als vervolgens de helft van de studenten een onvoldoende heeft voor een tentamen, dan stel je de normen bij. Het wordt hen soms wel heel erg makkelijk gemaakt.’

De werkdruk is voor onderzoekers ‘buitenproportioneel’ geworden. ‘In die twintig procent van je onderzoekstijd moet je ook bestuurstaken doen en promovendi begeleiden. Maar er wordt wel van je verwacht dat je excellent onderzoek doet. We zijn elkaar totaal gek aan het maken, en dat laten we gebeuren door de neoliberale politiek. Ik maak me daar echt zorgen om.’

‘Ik belandde in het ziekenhuis, de stress en frustratie hebben mij parten gespeeld’

Zijlmans ondervond de gevolgen aan den lijve. ‘Ik kon moeilijk nee zeggen. Op een gegeven moment wist ik: dit ga ik niet meer redden.’ In september 2018 ging het inderdaad mis. ‘Ik belandde in het ziekenhuis en ben behoorlijk ziek geweest. Toen moest ik alles wel loslaten, ik had geen keuze.’ Wat de aanleiding was voor de ziekenhuisopname, vertelt ze liever niet. ‘Maar ik weet dat de stress en frustratie mij parten hebben gespeeld.’

Toen ze na driekwart jaar hersteld was, nam ze deeltijdontslag. ‘Ik ging naar zestig procent, omdat ik er anders kapot aan zou gaan. Het was of dit, of ik was weggegaan.’

Nu is het moment aangebroken om de universiteit volledig vaarwel te zeggen, wegens haar pensioengerechtigde leeftijd. ‘Ik heb me ermee verzoend, je moet ook uitkijken dat je niet over je eigen houdbaarheidsdatum heen gaat.’ Haar postvak is al weg en ook het naambordje naast de deur van haar werkkamer in het Arsenaal is er inmiddels afgeschroefd. ‘En nu een afscheidsinterview: het is wel even wennen.’

Ze is de kunst dankbaar, zegt ze. ‘Kunst, in al haar verschijningsvormen, is voor mij een voortdurende voeding in het leven. Elke keer opnieuw weet ze me te bevragen, verwonderen en te verbazen. Kunstenaars hebben een andere denkwereld, laten ons zien dat de wereld anders kan worden vormgegeven en maken ons daar deelgenoot van.

‘Iedereen heeft een creatief vermogen. Als dat op gang komt, werkt dat door in de maatschappij. Dat kan niet alleen leiden tot een beter leven, maar ook tot een fijner besef van mens-zijn en hoe je je verhoudt tot anderen. Dat is waarom er kunstenaars zijn.’