Wetenschap
1594: Een wonderkind (11) schrijft zich in
De elfjarige eerstejaars Hugo de Groot (1583 –1645) vond geneeskunde beneden zijn stand en groeide uit tot een van de belangrijkste juristen aller tijden.
donderdag 7 februari 2019
Hugo de Groot op 16-jarige leeftijd, door Jan Antonisz. van Ravesteyn, 1599.

Door Bart Braun Van sommige universitaire zaken zou je willen dat ze nu nog steeds bestonden. Toen Hugo de Groot, ‘Grotius’ voor het internationale publiek, in Leiden ging studeren, kreeg hij een welkomstgedicht. De maker was universiteitscurator Janus Dousa (die van de Doezastraat), en hij voorspelde: 

'wanneer ge een man word, zal u elk verwondert loven,

daer gij met de ouden strijd, de nieuwen gaet te boven.’

Hoezo ‘als je later een man wordt’? Nou, toen Hugo zich op 3 augustus 1594 inschreef, was hij elf jaar oud. Er liepen eind zestiende eeuw wel meer kinderen rond aan de Bataafse Academie, dus die leeftijd was eigenlijk niet zo opmerkelijk. Hijzelf was dat wel.

Al op zijn achtste schreef hij gedichten in het Latijn, en eenmaal aan de Leidse studie waren zijn docenten onder de indruk van zijn uitzonderlijke vermogens. Het beoefenen van geneeskunde vond hij als patriciërszoon beneden zijn stand, dus belandde hij via filosofie en de klassieke talen in het recht. Het Leids onderwijs in de rechten was toen op humanistische leest geschoeid, met veel aandacht voor het Romeins recht. Daarnaast heeft Hugo de Groot in Leiden ook nog een beginnetje gemaakt aan een studie van het Arabisch, maar dat bleef bij een beginnetje.

Hij kwam terecht in een kosthuis aan het Rapenburg, op het adres waar nu Duwo zit, en later aan de Hooigracht. Hij kreeg les van talenwonder Scaliger en hebraïst Junius. Scaligers voorganger Lipsius moet hij ook ontmoet hebben bij een bezoek van zijn vader aan Leiden, maar zelf zou hij later toegeven dat hij daar geen herinnering aan had overgehouden.

Scaliger en Junius hadden ruzie (Toen Scaliger stierf, voelde Junius’ schoonzoon zich gedwongen om alle boeken van Junius uit de nalatenschap te kopen, omdat Scaliger er zulke nare dingen in had gekalkt), maar Grotius had ze allebei hoog zitten. Scaliger was in zijn ogen een van de geleerdste mannen die ooit geleefd had, en Junius was een groot theoloog wiens levenshouding hem tot voorbeeld had gediend.

Ergens eind 1597 of begin 1598 moet hij zijn afgestudeerd. In 1598 reisde hij met raadpensionaris Johan van Oldenbarnevelt mee op een diplomatieke missie naar Frankrijk. Toen hij er toch was rondde hij in Orléans datzelfde jaar een promotie in de rechten af. Hij was vijftien jaar oud.

Zijn werk binnen de Nederlandse Republiek en aan het Franse hof, de ontsnapping in een boekenkist, belangrijke boeken als Mare liberum en De iure belli ac pacis: het stond allemaal nog te gebeuren. Het wonderkind zou de geschiedenis ingaan als een van de belangrijkste juristen aller tijden. Had die Dousa knap gezien.