Columns & opinie
Opinie: Wat eet ik eigenlijk?
In de universitaire kantines is voortaan alleen de internationale klant koning, merkt Tim Vergeer. De volledige overgang naar het Engels is veel te rigoureus.
donderdag 31 januari 2019
Een lunch in de jaren ‘60 met Hollandse kroketten in plaats van ‘meat croquettes’. Foto Spaarnestad/Hollandse Hoogte

Cream of tomato soup’, ‘vegetable broth’, ‘beef consommé’, ‘leek soup’. Vertwijfeld ruik ik maar. Wat het is? Ik zou het niet weten. Het is soep, zoveel weet ik wel.

Mare berichtte dat de naambordjes in de kantine vertaald zijn, ‘tot onvrede van personeel én klanten’ (‘Ham off the bone? Verschrikkelijk!’, Mare 15, 24 januari). Sinds kort liggen overal alleen nog maar Engelstalige bordjes: bij de broodjes, pardon, de ‘buns & rolls’; bij de tosti’s (‘sandwiches’), bij de belegde broodjes (dat zijn dan weer geen sandwiches, maar ‘ciabattas’).

De klant én taalgebruiker begrijpt het niet meer; althans de Nederlandse klant, want we mogen aannemen dat de verandering is doorgevoerd ter wille van de vele internationale studenten die het Lipsius tegenwoordig bevolken.

Er zit maar één ding op. Vraag aan het personeel: ‘Wat eet ik eigenlijk?’ En is het nou Engels of Frans? Want ‘consommé’ lijkt me toch eerder een Frans dan Engels woord. En ook een ‘meat croquette’ lijkt me geen Engelse term.

Of wel? Woordenboeken heb ik niet bij me, en het kantinepersoneel heeft ze ook niet voor me klaar liggen. Terug op mijn kantoor blijkt dat consommé zowel een Franse als Engelse term is, maar dat is bouillon ook; én bovendien een gebruikelijkere term in het Nederlands dan ‘consommé’. Goed, er is een verschil, maar dat verschil geldt zeker niet voor de soep in de Lipsiuskantine.

Nu zijn de ‘beef consommé’ en de ‘veal soup’ nog wel te raden, maar wanneer je oog in oog komt te staan met een ‘French cream soup of mange-tout’, dan sta je toch wel even te puzzelen. Oké, een romige soep naar Frans recept. Maar die mange-tout? Langzaam begint het te dagen: dat is natuurlijk de oude Franse peultjessoep. Mijn medeklanten zullen me wel raar aankijken: wat doet die vent er lang over. Waarom schept hij niet op? Totdat ze zelf geconfronteerd worden met de term.

De klant is koning gaat het gezegde. Voor het UFB is de invulling van klant in de afgelopen periode veranderd, want ook al is het een Nederlands gezegde, die klant is tegenwoordig niet alleen maar Nederlands. Hij of zij komt uit alle delen van de wereld: China, Brazilië, Spanje, Italië, Griekenland, enzovoort. Hij of zij spreekt geen Nederlands en gaat voor de korte tijd dat hij of zij hier is op uitwisseling geen Nederlands leren.

Het UFB heeft terecht besloten om het internationale klanten makkelijker te maken. Alleen daarbij is het wel een andere groep uit het oog verloren: de Nederlandse klanten, die nog steeds een substantieel deel van de clientèle uitmaken.

Ze hebben de baby met het badwater in de gracht gesmeten. De overgang van volledig Nederlands naar volledig Engels is te rigoureus. Het was beter geweest wanneer het UFB de communicatie in twee talen zou doen. Dat kost iets meer werk, maar is wel effectiever. Een boodschap is tenslotte pas succesvol, wanneer de ontvanger van die boodschap deze heeft begrepen. Dat is duidelijk nu niet zo.

Als alternatief kan mijn collega Olga van Marion bij het keuzevak voor internationale studenten ‘Culture and Society of the Netherlands: An Inside View’ een week aandacht besteden aan de Nederlandse keuken.

Huiswerk voor volgende week: bestel allemaal een kroket in het Lipsius. Juist, geen ‘meat croquette’, maar een gewone, Hollandse kroket. Wat fijn dat de Lipsiuskantine die nog altijd in zijn assortiment heeft.

Tim Vergeer is promovendus bij het Centre for the Arts in Society