Achtergrond
Je kunt niet alles doen
Een smetteloze cijferlijst – ook van de middelbare school, twee masters, meerdere stages, en een (social) mediacheck. Van toekomstige juristen wordt door werkgevers steeds meer gevraagd. ‘Het is een soort Champions League.’
Susan Wichgers
donderdag 15 november 2018
Tijdens de jaarlijkse ‘Hakken en Pakken Run’ sprinten high potentials vijftig meter over de Zuidas, op hoge hakken en strak in pak. © Hollandse Hoogte

Een 5,5 een ‘studenten-tien’? Niet bij rechtenstudenten die de Zuidas of een groot advocatenkantoor als einddoel voor ogen hebben – waar je de cijferlijst van je middelbare school moet inleveren bij een sollicitatie, en elke herkansing toelichting behoeft.

Onlangs werd in de faculteitsraad van Rechten besproken of de mogelijkheid tot voldoendes herkansen nou wel zo’n goed idee is. Na een jarenlange discussie werd vorig jaar ingevoerd dat rechtenstudenten tijdens hun studie twee kansen krijgen om een zes in te wisselen voor een hoger cijfer.

‘Het versterkt de mythe dat je geen zes zou mogen hebben’, zei decaan Joanne van der Leun bij de evaluatie. Ook bestuurslid Larissa van Herik uitte haar zorgen over studenten die een zes erg vinden voor het verloop van hun carrière.

Hoewel de faculteit kan kiezen wat zij wil uitdragen, is het uiteindelijk de banenmarkt die bepaalt hoe erg die zes echt is. En daar zijn de eisen niet mals. Solliciteer je naar een student-stage in de advocatuur bij Stibbe, bijvoorbeeld, dan kun je naast het gebruikelijke verplichte rijtje documenten (cv, motivatiebrief en bachelor- of mastercijferlijst) ook je scriptie, eerdere stagebeoordelingen én je cijferlijst van de middelbare school uploaden. Dan nog is er de optie ‘eventuele aanvullende documentatie’.

Bij Houthoff willen ze graag een ‘ongeschoonde’ cijferlijst; eentje waar ook al je onvoldoendes en herkansingen op staan. Nauta­Dutilh zegt op haar website een uitgebreide screening naar toekomstige studentstagiairs te doen, ‘inclusief (social)mediacheck’. Studenten zijn zich daar blijkbaar goed van bewust: rechtenstudenten die willen praten over prestatiedruk zijn moeilijk te vinden.

Sophie*, een masterstudente fiscaal recht, herkent de verhalen wel. Ze is naast haar master drie dagen per week werkstudent bij een van de ‘Big Four’, de vier accountantskantoren met het grootste aantal werknemers (Deloitte, PwC, Ernst & Young en KPMG), en doet ook commissiewerk. ‘De lat ligt heel hoog’, vertelt ze. ‘Er wordt verwacht dat je alles tegelijk doet. Als je daar niet aan voldoet, dan “is het niet voor jou.”’

Ze praat soms met haar studiegenoten over die hoge verwachtingen, en ook over de druk die de universiteit zelf oplegt. ‘Vanaf het begin wordt er gezegd: doe vooral stages, commissies en andere activiteiten buiten de studie om.’ Toen ze begeleider was van een mentorvak voor eerstejaars Rechten, werd haar ook geadviseerd om de studenten al te vertellen dat werkgevers meer verwachten dan alleen een afgeronde studie.

‘Het is een soort Champions League’, zegt loopbaanadviseur Marije Bedaux. ‘Er zijn simpelweg heel veel goede studenten waaruit de grote kantoren kunnen kiezen. Daardoor zijn sommige studenten bezorgd om een zes. De kantoren kunnen het zich permitteren om daarop te selecteren.’ Dat gevoel heerst ook bij de rechtenstudenten zelf. ‘Ze hebben heel veel mensen om uit te kiezen, dus ze kunnen het ook vragen’, denkt masterstudente Lisa (24, Europees recht en jeugdrecht). ‘Er zijn genoeg studenten die ontzettend gedreven zijn.’ Zelf liep ze deze zomer stage bij Houthoff in Brussel, en nu, achtereenvolgens, bij de Permanente Vertegenwoordiging van Nederland bij de Europese Unie.

Bedaux ziet in Leiden vaak dat de focus van studenten uiteindelijk bij een baan op de Zuidas ligt. Een oorzaak daarvan zou kunnen zijn dat grote kantoren nu eenmaal zichtbaarder zijn dan kleine kantoren voor Leidse rechtenstudenten.

Studentenpartij LVS is zelfs al aan het nadenken over hoe ze dat beeld kunnen verbreden, vertelt Thomas van Bourgondiën (23, notarieel recht) van de faculteitsraad. ‘Grote kantoren besteden meer geld aan zichtbaarheid. Daardoor vergeten studenten soms dat er ook nog andere plekken zijn. Pas later in hun studie ontdekken ze dat er meer is dan de Zuidas.’ Kleinere advocatenkantoren met minder strenge eisen, zegt hij.

‘Rechten is een soort bubbel, en in Leiden al helemaal’, vindt Sophie. ‘Ik denk dat de Leidse universiteit een bepaalde status heeft. Daardoor trekken we bepaalde docenten aan, die vaak op de Zuidas werken. Zo’n soort samenwerking is eenmaal ontstaan, en dat is moeilijk om te veranderen.’

En wil je bij een groot kantoor belanden, dan moet je flink aanpoten en behalve een nette cijferlijst een ‘onderscheidend cv’ kunnen laten zien. ‘Bijna iedereen die in de advocatuur wil werken doet een stuk of twee stages’, ziet Lisa. ‘Met zesjes krijg je wel een baan, maar misschien niet in de advocatuur.’

De vraag is natuurlijk: hoe onderscheid je je nog in een wereld waar iederéén verschillende stages loopt, commissiewerk doet, of een jaar naar het buitenland is geweest?

Bedaux krijgt daar vaak vragen over van studenten: hoe zorgen ze ervoor dat ze zo aantrekkelijk mogelijk zijn voor de arbeidsmarkt? Moeten ze wel of geen tweede master doen? ‘Een gedeelte maakt zich daar echt zorgen om. Als je dat om je heen ziet, begrijp ik ook wel dat dat je bezighoudt.’

Volgens haar zijn rechtenstudenten bovengemiddeld veel bezig met zichzelf profileren. In die ratrace steken de studenten elkaar aan. Als de één verschillende stages loopt, doet de ander het ook. ‘Het is een soort vicieuze cirkel. Wat ze bij anderen zien op social media, roept vragen op: doe ik het nog wel goed? Maar je kunt niet alles doen.’

Masterstudente Emma Smitshuijzen (24, public international law) herkent dat kopieergedrag. ‘Als ik ergens stage wil lopen, kan ik via LinkedIn heel makkelijk zien wat iemand die daar nu stage loopt daarvoor allemaal heeft gedaan. Soms denk ik dan: had ik dat ook moeten doen?’ Maar dat gevoel van competitie ervaart ze niet per se als negatief. ‘Ik doe deze master omdat ik het echt leuk vind, dus ik wil er zelf ook graag iets aanvullends naast doen.’

Lisa benadrukt ook dat ze niet bezig is met een soort checklist. ‘Ik wil graag alles uit mezelf halen nu ik nog studeer, omdat ik alle opties open wil houden en kan doen wat ik leuk vind.’

En, niet geheel onbelangrijk, qua tijd is het goed mogelijk om je te ontplooien naast een studie rechten. Student fiscaal recht Walter Honing (21) vergelijkt het met een bètastudie. ‘Dan is rechten een stuk rustiger.’ In het eerste jaar heeft rechten veertien contacturen per week; biofarmaceutische wetenschappen, om maar iets te noemen, heeft er 24. ‘Rechten heeft een vaste tentamenperiode, en als je alles bijhoudt, kun je daar prima iets naast doen.’

Wat wil de recruiter?

Wat kantoren zelf precies zoeken in een sollicitant, daar heeft recruiter Josephine van Meer, werkzaam bij Houthoff, geen eenduidig antwoord op. ‘Per kandidaat kijken we naar het totaalplaatje’, zegt Van Meer. ‘Bij student-stagiairs zien we graag dat ze al interesse in de advocatuur hebben getoond, bijvoorbeeld door een stage bij een kleiner kantoor. Eerdere stagebeoordelingen vinden we heel belangrijk, want de praktijk is anders dan de theorie.’

‘Het helpt ook als we iemand al eens hebben gezien op een evenement. We nemen mee hoe iemand overkomt.’ Een vaak gemaakte fout is een te algemene motivatiebrief meesturen. Van Meer: ‘Ik zie vaak standaard motivatiebrieven waarin je “Houthoff” zo zou kunnen vervangen door een ander kantoor. Probeer in de brief vooral uit te leggen waarom je specifiek bij dat kantoor solliciteert.’

*Sophie is een gefingeerde naam. Haar echte naam is bij de redactie bekend.