Nieuws
?Een klap in het gezicht?
De begroting van het hoger onderwijs stijgt met 0,8 miljard euro, bleek gisteren op Prinsjesdag. Om deze begroting sluitend te maken is er in 2019 een extra besparing van 19,5 miljoen euro nodig. De universiteiten en studenten zijn niet blij met deze bezuiniging.
donderdag 20 september 2018

Daar komt nog eens bij dat de zogeheten doelmatigheidskorting, een eufemisme voor bezuiniging, ook gewoon doorgaat. In het totaal moet deze korting 183 miljoen gaan opleveren in het hele onderwijs. De universiteiten en hogescholen hoesten daar 26 miljoen euro van op. Dat kan door efficiënter te werken. Hoe dat moet, is onduidelijk.

De besparing van 19,5 miljoen euro is 0,24 procent van het totale hogeronderwijsbudget. Overigens interpreteren alle belanghebbende partijen de investeringen en kortingen in onderwijs en wetenschap weer anders, en uiteraard in hun eigen voordeel. Dat maakt het lastig om de impact van het financiële beleid van het ministerie van Onderwijs goed in te schatten.

Volgens het kabinet zijn de kortingen op hoger onderwijs nodig omdat er in 2019 anders een tekort van 212 miljoen euro op de begroting van het ministerie ontstaat. Dat komt doordat er meer mensen zijn gaan studeren. Daarnaast studeren studenten sneller af dan was geraamd. ‘Dat is op zich een positieve ontwikkeling,’ schrijft het ministerie, dat universiteiten en hogescholen al jaren achter de vodden zit om studenten sneller door hun studie te jagen. Het wrange is dat de onderwijsinstellingen dus nu de rekening betalen voor efficiënter werken. En nu moet van minister Van Engelshoven het onderwijs nog doelmatiger worden.

Er is echter meer dan onderwijs. Het kabinet claimt fors in onderzoek te investeren, in totaal 248 miljoen euro. ‘Er gaat onder meer 108 miljoen euro naar de Nationale Wetenschapsagenda om wetenschappelijke en maatschappelijke doorbraken te realiseren,’ aldus het kabinet. Daarnaast is er 60 miljoen euro beschikbaar om de basis van de wetenschap te versterken met vrij onderzoek.

Verder is het ministerie vooral veel aan het schuiven met potjes geld. De halvering van het collegegeld voor eerstejaars kost bijvoorbeeld 165 miljoen euro. Maar dat wordt opgelost door in 2020 de rente op studieleningen te verhogen, dat levert dan weer 226 miljoen euro op: de welbekende sigaar uit eigen doos.

Dan zijn er nog de opbrengsten van het sociaal leenstelsel, of het studievoorschot zoals het ministerie het noemt. Door het afschaffen van de basisbeurs komt er geld vrij om te investeren in hoger onderwijs.

De Vereniging van Universiteiten (VSNU) is gaan rekenen met de cijfers van het ministerie en stelt dat er in 2019 in totaal 65 miljoen euro wordt bezuinigd op het hoger onderwijs. Dit ondanks de investeringen uit het studievoorschot. Pas in 2021 gaat het budget echt een beetje omhoog.

Per saldo wordt er dus vooral bezuinigd, aldus de VSNU. Dat is volgens voorzitter Pieter Duisenberg een ‘klap in het gezicht van studenten en docenten.’ Uiteraard wil de VSNU dat de bezuinigingen van tafel gaan, maar heeft ook een voorstel: een groot deel van de opbrengsten uit het studievoorschot wordt pas over een paar jaar geïnvesteerd. Keer al dat geld nu al uit. ‘Door dit te doen kan er in deze kabinetsperiode maar liefst 350 miljoen euro vrijgespeeld worden.’

Studentenvakbond LSVb en het Interstedelijk Studentenoverleg (ISO) zijn heel ontevreden over de begroting van het ministerie. ‘Studenten worden opnieuw in de kou gezet door het kabinet’, schrijven ze in een gezamenlijk persbericht. De bezuinigingen op het hoger onderwijs worden nog verder opgeschroefd. ‘Daarnaast gaan studenten meer betalen voor hun studielening en hun boodschappen.’ VB

Wolligheidsindex slaat door tijdens Troonrede

De Troonrede van 2018 was de op een na wolligste toespraak sinds de meting in 1945 begon. Dat blijkt uit de Wolligheidsindex van Leidse bestuurskundigen Gerard Breeman en Arco Timmermans.

Nauwelijk meer dan een derde (36 procent) van de tekst bevatte zinnen waarin concreet een nieuwe intentie of nieuw beleid werd geformuleerd. Wel kwamen er meer onderwerpen aan bod dan in de Troonrede van een jaar eerder. De wolligste Troonrede ooit gemeten werd voorgedragen in 1981 in het kabinet-Van Agt II. Toen bestond maar 27 procent van de tekst uit inhoudelijke zinnen.

Hoe lager het aantal concrete zinnen, hoe hoger de score op de Wolligheidsindex. De Troonredes onder Den Uyl in 1973 en Balkenende-I in 2002 bewijzen dat het ook heel anders kan: respectievelijk 74 en 72 procent van die twee teksten bevatte concrete beleidsvoornemens.

De onderwerpen waren dit jaar wel een stuk gevarieerder dan in 2017. Vorig jaar ging het veelal over het buitenlandbeleid en de macro-economie, terwijl het dit jaar ging over zorg, onderwijs, cultuur, handel landbouw en defensie. Daardoor is de huidige Troonrede langer dan die van vorig jaar. SVL