Achtergrond
Ik wilde geen 'ja, baas' zeggen
Sizwe Abrahams was jarenlang lijfwacht van Nelson Mandela. Tegenwoordig is hij in te huren als kok. Voor Mare maakte hij potjiekos. ‘Ik kreeg een ultimatum: you leave or you die.’
donderdag 21 juni 2018

De vroegere lijfwacht van Nelson Mandela woont sinds elf maanden in een bescheiden appartement aan een Amsterdamse gracht. De deuren staan wagenwijd open. Zijn vrouw en een vriendin zitten buiten in de zon. ‘Je kan de geur volgen’, zeggen ze. ‘Sizwe is al bezig.’

Sizwe Abrahams was acht jaar de bodyguard van Nelson Mandela, van zijn vrijlating in 1990, tot het einde van zijn presidentschap in 1998. Daarna deed hij voor de Zuid-Afrikaanse geheime dienst undercoveroperaties om topcriminelen op te sporen.

Op 18 juli zou Mandela honderd jaar zijn geworden. De Universiteit Leiden gaf hem in 1999 een eredoctoraat, en heeft afgelopen maand de verjaardag van de voormalige Zuid-Afrikaanse president gevierd. Abrahams was daar ook bij. ‘Het was mooi’, zegt hij. ‘Ik kon persoonlijk mensen bedanken, die een rol hebben gespeeld in de anti-Apartheidsbeweging.’

De laatste tien jaar zag zijn leven er heel anders uit: hij runde met zijn Nederlandse vrouw een guesthouse in Kaapstad, waar hij vooral veel kookte. Iets minder dan een jaar geleden zijn ze naar Amsterdam verhuisd. Hier kookt hij ook: hij geeft kooksessies, en kan ingehuurd worden als kok, via zijn bedrijfje Ubuntu-Khoi Cooking.

‘Ubuntu betekent: zonder jou, ben ik niets. Ik ben een kok, ik wil koken. Als ik eten maak, en je eet het niet, wat heeft het dan voor zin?’

Hij opent de oven, en een kruidengeur waait de keuken in. ‘Ik maak mijn eigen olijfolie, met knoflook, rozemarijn, en.. hoe heet het ook alweer?’ Hij zoekt het Nederlandse woord. ‘Tijm. Erg lekker. Lekker met vis, of braai.’

Op de kast staan tientallen weckpotten met zelfgemaakt chutneys en ingemaakte groenten (‘ik gooi nooit iets weg’). Op tafel heeft hij zijn favoriete kruiden in potjes uitgestald. ‘Ik verdwaal in de kruiden’, zegt hij. ‘Kaneel en steranijs gaan altijd samen. Dat zijn de master ones of cooking. Het magische kruid is kurkuma: het is het gezondste dat je in huis kan hebben. Ik maak er jam van, met suiker. En dan als ik kook, gooi ik daarvan een lepel in de pan.’

Hij groeit zijn kruiden in potten voor de deur. ‘Dat is mijn meditatie. Ik werk zonder handschoenen, ik wil de aarde op mijn handen voelen. Nederlanders houden er niet van om met hun handen te werken.’

‘Mijn moeder zei: dit opent je hele leven deuren. Het geheim tot elke vrouw vind je niet in haar panties, maar in haar maag. Als je haar goed voedsel geeft, zal ze altijd bij je blijven. Seks blijft niet, dat is een kortetermijn-fix. Voedsel, dat is voor de lange termijn. Toen ben ik begonnen met koken. Eerst aardappelen schillen, daarna rijst koken. Dat echt een ding: als je geen rijst kunt koken, is het klaar.’

Koken is zijn ‘tweede passie’, vertelt hij, terwijl hij de pannen in de keuken in de gaten houdt. ‘Mijn eerste passie is fighting crime. In mijn land.’

Mandela zat in gevangenschap toen hij opgroeide, maar Abrahams sloot zich al op jonge leeftijd aan bij de militante tak van het Afrikaans Nationaal Congres (ANC), genaamd Umkhonto we Sizwe, de Speer der Natie. ‘Ik ben een freedom fighter. Ik ben op mijn veertiende begonnen. De oude mensen werden gearresteerd, dus ze gebruikten jongeren. We hadden geen printers, dus we drukten pamfletten met van die blokjes, en van grote rollen. Dat was verboden.’

Abrahams’ activiteiten voor de ANC leidden tot zijn ballingschap. ‘Ze gaven me een ultimatum: you leave or you die. Ik ben naar Botswana gegaan. De Zuid-Afrikaanse overheid kwam ’s nachts overvliegen, om onze mensen te bombarderen en vermoorden. Ze joegen ons op, als honden. Ik moest ’s nachts soms tien keer vluchten. Vervolgens ben ik naar Zambia vertrokken. Maar daar had je parcel bombs. Veel mensen zijn zo vermoord. Ik heb geluk gehad. Ik had een vriend die een pakketje ging ophalen bij het postkantoor. En dan: BAF! Ontploffing. Hoofd eraf. Stukken in het rond. Over.’

Buiten, langs de gracht, staat een barbecue tussen de geparkeerde fietsen en auto’s. Op de hete kolen staat een gietijzeren pot: de potjiekos. Die zit vol uien, aardappelen, groenten, mais en steak. ‘De meest fantastische pot’, zegt Abrahams. ‘Alle smaken blijven erin zitten, alle juices.’ Hij is eerder vier uur bezig geweest om alles voor te bereiden, zegt hij. Abrahams legt zijn handen langs de kolen. ‘Je moet altijd je vuur voelen: als het je niet brandt, is het goed. Als het je wel brandt, is het niet goed.’

In 1990 keerde Abrahams terug naar Zuid-Afrika. ‘Mandela kwam vrij. We hadden een plan als organisatie: als onze leiders vrijkomen, gaan de blanken onze mensen executeren en moeten we terug om hen te beschermen.’

Uit een kast trekt hij een map vol certificaten uit zijn tijd bij de geheime dienst en laat foto’s zien van hemzelf met Nelson Mandela en Frederik Willem de Klerk (tijdens de Apartheid president van Zuid-Afrika) en ontmoetingen met de Palestijnse leider Yasser Arafat en de Cubaanse president Fidel Castro. ‘Daar was ik bij als lijfwacht’, zegt hij. ‘Want als deze mensen kwamen, waren wij er ook. We hadden een groot probleem: er waren ook beveiligings-units uit de Apartheid met wie we samenwerkten. Een paar maanden eerder wilden die ons nog vermoorden. Maar als we daarover klaagden bij Mandela, zei hij: ‘Ik kan met de blanken werken, dus waarom jullie niet?’

Ontmoeting tussen Frederik Willem de Klerk (links) en Nelson Mandela. Lijfwacht Sizwe Abrahams is de tweede van rechts.

Het certificaat van zijn ANC-lidmaatschap kan hij in de stapel papier niet terugvinden. In plaats daarvan trekt hij de kraag van zijn shirt omlaag. Op zijn rechterborst verschijnt een tatoeage. Een man met een speer en een schild: het logo van Umkhoto we Sizwe.

‘Ik was onderdeel van de Presidential Protection Unit’, zegt Abrahams. Zo werkte hij met verschillende presidenten, onder wie Mandela. Die luisterde slecht naar zijn lijfwachten, vertelt hij. ‘Die man was niet bang voor de dood. Op een dag besloot hij om naar een boekenwinkel te gaan. Er waren maar twee bodyguards, te weinig dus. Maar hij wilde per se meteen. Duizenden mensen kwamen aanrennen, om hem te aan te raken. Mensen schreeuwden Mandela, Mandela! Ze huilden, wilden hem omhelzen en zijn voeten kussen.

‘Hij was oud, en had lang in de gevangenis gezeten. Zijn lichaam was zwak. Je kon hem doden door aan hem te gaan hangen. Maar hij wilde iedereen begroeten. Dus dan doe je het enige wat je kan doen: mensen terugslaan, op voeten staan, duwen.

‘Daarom vond ik het leuk om met de andere president te werken. Thabo Mbeki (Mandela’s opvolger, red.) was gedisciplineerd. Als we iets zeiden, luisterde hij. Hij wist wat een bodyguard is. Mandela niet. Maar ja, hij was iemand die boven iedereen stond. Black Jesus. De blanke Jezus heb ik nooit gezien, maar de zwarte wel. Je voelde hem. Iedereen was voor hem hetzelfde. Hij zei tegen iedereen: “Hallo, hoe gaat het?” Dat doen andere mensen niet.’

Eén ding heeft hij nooit begrepen: de scheiding van Mandela van zijn vrouw, Winnie, in 1996. Ze stond terecht voor de moord op een jonge activist, en is afgelopen april overleden. ‘Mandela kon iedereen op de wereld vergeven, maar niet zijn vrouw. Terwijl hij in de gevangenis niets kon doen, organiseerde zij ons ondergronds. In het boek over Mandela, vroegen ze hem wat zijn zwaarste tijd was. Hij antwoordde: drie maanden in isolatie. Winnie heeft achttien maanden in geïsoleerde gevangenschap gezeten. En haar kan je niet vergeven? En wel de blanken, die ons hebben afgeslacht en ons land hebben afgenomen?

‘Dat verbaast me nog steeds. Winnie had meer support dan Mandela. Ik ben naar rally’s geweest met Mbeki en Mandela in de jaren negentig. Maar op Winnies rally’s waren meer mensen dan bij die twee samen. Men wil het daar niet over hebben, maar we moeten open minded en kritisch zijn, en de realiteit onder ogen zien. Mandela was een mens, geen god. Hij heeft ook fouten gemaakt.’

De maaltijd is klaar en Abrahams schept op: rijst met kruiden, een groente-bonenmengsel met chutney dat chakalaka heet en potjiekos. Als iedereen buiten zit te eten, met bord op schoot, komt een buurvrouw langs, die meteen kan aanschuiven. De Mare-fotograaf moet weg, maar krijgt een bakje mee, waarvan er stapels in Abrahams’ kast staan. Hij doet er nog een extra potje chutney bij. ‘Ik geef zoveel eten weg.’

Na het eten, als zijn vrouw en vrienden weg zijn, vertelt hij verder. ‘Ik was fucking boos. Toen ik tien of elf jaar was, rende ik elke dag naar een strand waar geen zwarten mochten komen. Een hond rende achter me aan en probeerde me te bijten, dus ik joeg hem weg. Een vrouw zei: “Black boy, die hond heeft meer recht om hier te zijn dan jij.” Dat was een klap. Ik kwam thuis, en zei: “Fuck God, en fuck de blanken.”

‘Maar ik moest thuis ook vechten tegen racisme. Mijn vader was zwart, maar hij was beïnvloed door het systeem en haatte zwarte mensen. Hij had een grootmoeder die Duits of Nederlands was, altijd ging het daarover. Op mijn gemengde school mocht ik nooit vooraan zitten, en kwam ik bij het sporten niet aan de beurt. Mijn broers en zussen waren lichter dan ik. Mensen nodigden hen wel uit, mij niet.

‘Ik was niet gelukkig thuis en ook niet op school. Bij het ANC vond ik nieuwe vrijheid. Ik werd niet beoordeeld op mijn kleur. Dat had ik nodig om me at peace te voelen met mezelf. Ik kwam erachter dat de strijd niet om mij ging, maar om de mensen. Ik moest opstaan tegen de slechtheid van de apartheid. Mijn ouders en grootouders zeiden altijd “ja, baas”. Ik wilde geen “ja, baas” meer zeggen.

Nelson Mandela met Sizwe Abrahams

‘Het is te pijnlijk om te zien wat er nu met het ANC gebeurt. Ik ging pas laat geld verdienen en loop achter op mensen van mijn leeftijd. Met de meeste van de comrades is het zo gegaan. Het probleem is dat ze de verloren tijd willen goedmaken: ze willen geld verdienen en worden corrupt.

‘Ja, zwarten mogen weer het strand op. Maar ze kunnen niet naar het strand reizen. De apartheid heeft ons ver het binnenland ingedreven. In een “witte buurt” wonen gaat niet, daar zijn de prijzen veel te hoog. Dus nu heb je in ons land een economische apartheid. En dat nekt ons. Ik zie een revolutie aankomen. Bewoners worden uit hun huis getrapt. Universiteiten komen in opstand. Dat is een teken dat er dingen gaan gebeuren. Mensen zijn bozer dan ooit.’

Abrahams’ telefoon gaat. Een van zijn oude ANC-comrades blijkt in het land te zijn. ‘Yes, chief. Ben je in de buurt? Kom dan langs. Kom eten! Ik heb potjiekos gemaakt.’

Door Anoushka Kloosterman