Columns & opinie
Over de grenzen
Hoogleraar rechtssociologie Maartje van der Woude wil een brug slaan tussen de juridische en sociale wetenschap. Ze krijgt de Heineken Young Scientists Award, een aanmoedigingsprijs voor jonge onderzoekers.
Sebastiaan van Loosbroek
donderdag 7 juni 2018
De Koninklijke Marechaussee en militairen van Defensie controleren in Hoek van Holland op smokkel van illegalen. © Hollandse Hoogte

Eens per maand is Maartje van der Woude (37) niet alleen hoogleraar rechtssociologie, maar ook plaatsvervangend strafrechter. ‘Ik zou het nooit fulltime kunnen doen, want het is zwaar en emotioneel belastend. Je neemt een beslissing waar iemand altijd leed aan ondervindt. Laat je iemand vrij, dan is het erg voor het slachtoffer. Maar voor de verdachte en diens familieleden is een veroordeling ook heel erg. Ik vind het wel goed dat ik die verantwoordelijkheid voel en doordat ik het eens per maand doe, zal ik voor dat gevoel ook niet afgestompt raken. Zo kan ik echter wel direct iets van mijn kennis teruggeven aan de maatschappij.’

Die houding is kenmerkend voor Van der Woude. Op 24-jarige leeftijd begon ze als promovenda op de afdeling strafrecht van de Universiteit Leiden, na twee bachelor- en masterdiploma’s in de criminologie en het strafrecht. Al snel volgde een waslijst aan publicaties over terrorisme, migratie en grensoverschrijdende criminaliteit. Maar, zo zegt ze: ‘Ik wil meer doen dan publicaties schrijven voor collega’s. Het is net zo belangrijk om je kennis naar de samenleving te verspreiden.’ Ook bínnen de wetenschap wil ze met haar interdisciplinaire onderzoek de juridische en sociaalwetenschappelijke wereld dichter bij elkaar brengen. Zo geeft ze bij de promovendi-opleiding de cursus Qualitative Research Methods, waarin juristen leren kwalitatief sociaalwetenschappelijk onderzoek te doen en na te denken over hun methode.

Dat zijn zij namelijk niet altijd gewend, legt Van der Woude uit. ‘In een juridische publicatie - in tegenstelling tot een sociaalwetenschappelijke - wordt bijna niet verantwoord hoe het onderzoek tot stand is gekomen. Juristen bestuderen meestal uitspraken of wetgeving zonder expliciet te formuleren hoe, terwijl ze eigenlijk gewoon de sociaalwetenschappelijke methoden inhouds- of discoursanalyse aan het toepassen zijn. Maar ze benoemen het niet, want dat vinden ze sociaalwetenschappelijk jargon. Sociaalwetenschappers benoemen hun methode wél expliciet. Dat wil ik juristen leren, zodat er meer interdisciplinaire en dus vaak interessantere onderzoeksvragen kunnen worden geformuleerd.’

Toch is er nog terrein te winnen bij het samenbrengen van beide disciplines. ‘Neem het woord legitimiteit. Een criminoloog zou dat uitleggen als hoe het handelen van bijvoorbeeld de politie wordt gewaardeerd door het publiek. Vanuit juridisch oogpunt is iets legitiem als de regels op een goede manier tot stand zijn gekomen. Wat de bevolking ergens van vindt, wordt door juristen niet meegenomen. Dus als ik een sociaal wetenschappelijk onderzoek in een juridisch tijdschrift wil publiceren, en andersom, moet ik die verschillen expliciet uitleggen en de redactie en reviewers van de relevantie overtuigen.’

Schengen

Momenteel doet Van der Woude met drie promovendi onderzoek naar de manier waarop de Europese landen die deelnemen in het Verdrag van Schengen in grensgebieden controle houden op welke mensen het land in- en uitgaan. Sinds het begin van dat verdrag in 1993 is het voor die landen niet meer toegestaan grenscontroles tussen twee Europese landen uit te voeren, om zo vrij verkeer en vrije handel te bevorderen.

‘Maar mede door de vluchtelingencrisis werden landen ongemakkelijk over het feit dat ze geen overzicht hebben op wie het land binnenkomt. Hierdoor zijn de verschillende landen andere manieren gaan vinden om die wel te krijgen, maar er is geen overzicht in hoe ze dat doen.’

Hoewel er op de grenzen een controleverbod bestaat, mogen de landen wel controles uitvoeren in een gebied rondom de fysieke grens. In Nederland is dat tot twintig kilometer daarvandaan. Hoofddoel: illegale migranten tegenhouden.

‘De controleurs letten op het type voertuig, nummerplaat, gedrag van mensen in de auto en diens uiterlijke kenmerken’, weet ze doordat ze al eens achthonderd uur met de Koninklijke Marechaussee heeft meegekeken. ‘Dat wordt dan geen grenstoezicht maar migratietoezicht genoemd. Het is semantiek, maar zo houden ze zich op papier wel aan de kaders.’

In haar onderzoek bestudeert ze door middel van interviews en vragenlijsten hoe er in de grensgebieden wordt gekeken naar mensensmokkelnetwerken en of die sinds de vluchtelingencrisis zijn toegenomen, en wat de migratiecontroles voor de mensen in die regio’s betekent.

‘In toenemende mate is er angst in de maatschappij voor criminaliteit door migratie. Ik wil weten hoe de mensen die in die grensregio’s wonen daarover denken. Mijn aanname is dat zij helemaal geen problemen hebben met die mobiliteit. Die angst leeft denk ik meer in gebieden waar ze niets van die migratie merken. Net zoals de angst voor buitenlanders het grootst is in gebieden waar geen buitenlanders wonen.’