Achtergrond
Het heeft er diep ingehakt
Hebben de beoordelingen van studenten aan het eind van een collegereeks nut? En hoe ervaren docenten die evaluaties: als serieuze kritiek of afrekening achteraf? ‘Wat een arrogante man, en hij moet zich beter kleden.’
donderdag 7 juni 2018
Scorebord bij een honkbalwedstrijd

Door Susan Wichgers Eind van het semester, dus ze komen er weer aan: de vakevaluaties. Dat niet iedereen even enthousiast is over deze anonieme beoordelingen, bleek wel toen NOS er vorige maand een item over maakte. ‘Docent=eikel’, ‘draagt een te kort rokje’, ‘deze docent bakt er niks van’, waren een paar voorbeelden die universitair docenten aan NOS vertelden.

Gaat dat ook zo aan de Leidse universiteit? Wat doen docenten met het commentaar van hun studenten, en krijgen zij ook zulk kwetsende opmerkingen te verduren?

Olga van Marion, docent Oude Nederlandse literatuur en cultuur, kan daar wel over meepraten. Van Marion droeg bij een eerstejaarsvak altijd een gedicht voor van Joost van den Vondel, ‘Uitvaert van mijn dochterken’, over het overlijden van zijn achtjarige dochtertje Sara. ‘Het is een vrij lang gedicht zonder troost. Het gaat over hoe ze op straat speelde, hoe gek haar vriendinnetjes op haar waren… Je gaat het meisje bijna kennen. Als ik dat voorlas, ja, dan hield ik het niet droog.’

Hysterisch

Van Marion liet daarmee de impact zien die literatuur kan hebben. Tenminste, dat dacht ze. ‘De zaal was altijd volkomen stil. Ik vond dat een kostbaar moment, tot ik een negatieve evaluatie kreeg. Een student noemde het “hysterisch”. Dat vind ik een verschrikkelijk beledigend woord, trouwens, maar dat zal de student ook niet geweten hebben.’ Sindsdien draagt ze niet meer voor, maar geeft ze studenten de opdracht om het gedicht zelf te lezen. ‘Ik durf me niet meer kwetsbaar op te stellen in het college. Het heeft er diep ingehakt.’

Gelukkig zijn dat soort opmerkingen eerder uitzondering dan regel, blijkt uit een rondvraag onder docenten. ‘Grove evaluaties zien we weleens, maar heel zelden’, volgens metafysicadocent en onderwijsdirecteur Jan Sleutels. Als het gebeurt, gaat het vaak om seksueel getinte opmerkingen. ‘Van een docent zeggen dat ze een “lekker ding” is bijvoorbeeld.

We hebben uitgebreid gediscussieerd over die open ruimte op de formulieren: moeten we die wel zo laten? Ook omdat de resultaten in een verslag worden verzameld en docenten dat verslag misschien bij toekomstige sollicitaties willen gebruiken. Toch hebben we het zo gehouden. Het gaat gelukkig ook al twee jaar goed.’

Er is ook een verschil tussen grote vakken met veel studenten en kleinere vakken, lijkt het. ‘Het taalgebruik van studenten laat soms te wensen over, dat kan docenten kwetsen’, weet Gerda Korevaar, coördinator onderwijsbeleid bij Rechten. ‘Het komt voor dat het te hard is en niet door de beugel kan, vooral als studenten zich anoniemer voelen.’ (zie ook: 'Docenten willen af van evaluaties')

Roy de Kleijn, die zowel hoorcolleges bij Inleiding Psychologie geeft voor vijfhonderd studenten als specialistischere cursussen in de onderzoeksmaster: ‘Bij kleinere vakken is er meer persoonlijk contact. Het commentaar uit die evaluaties neem ik daarom serieuzer.’

In één jaar kreeg hij voor Inleiding Psychologie zowel ‘Roy de Kleijn is een arrogante kwal en zou niet voor de klas moeten staan’, als ‘beste docent die ik ooit heb gehad’. Over een andere hoorcollegedocent schreef een student: ‘Wat een arrogante man, hij is de reden dat ik niet naar hoorcollege kwam, en hij moet zich anders kleden.’

Uitlaatklep

‘Dat is toch onzin?’, vindt De Kleijn. ‘Stel dat ik in een hoorcollegezaal een student aanwijs en zeg dat hij zich anders moet kleden? Ik vraag me af hoe serieus studenten zo’n evaluatie invullen, misschien schrijven ze maar wat op. Ze krijgen het formulier bij hun laatste tentamen, dus het zou ook kunnen dat het soms een uitlaatklep voor ze is.’

‘Eerstejaars geschiedenis doen mijn vak omdat het moet, niet omdat ze het per se interessant vinden’, vertelt docent Oude Geschiedenis Miko Flohr. ‘Tweede- en derdejaars hebben er bewust voor gekozen. Dat zie je terug in de evaluaties.’ Flohr heeft wel het gevoel dat het serieus wordt ingevuld. ‘Zowel goede als slechte feedback. Iemand schreef ooit: “Hij praat teveel over zichzelf.” Dat had ik helemaal niet door, en dat doe ik nu dus niet meer.’

Het valt De Kleijn daarnaast op dat er een grote correlatie is tussen hoe moeilijk een vak is, en hoe goed het wordt beoordeeld. ‘Voor Inleiding Psychologie kreeg ik gemiddeld een 4.7 op een schaal van 5, voor een kleinere cursus een 2.2. Het kan toch niet zo zijn dat ik de ene cursus wel goed geef en de andere niet? In literatuur over studie-evaluaties komt die correlatie ook naar voren.’

Dat maakt het voor docenten soms wel moeilijk, denkt De Kleijn. ‘Ik ben op dit moment flink aan het worstelen met een cursus in de onderzoeksmaster. Misschien moet ik het makkelijker maken, zodat het beter wordt beoordeeld. Aan de andere kant moeten studenten de stof wel gewoon op dit niveau beheersen. Je kunt dan meer colleges geven, maar je hebt ook weer een beperkt aantal uren. Het is een soort jongleerwerk.’

Sleutels gelooft niet dat er een correlatie is tussen moeilijkere vakken en slechtere beoordelingen. Ook Gert Jan Geertjes, promovendus en docent Staats- en Bestuursrecht, is niet overtuigd van dat idee. ‘Zoiets is lastig hard te maken.’

‘Soms lijken studenten wel te denken: “Ik vond het vak niet leuk, dus je krijgt twee van de tien punten’’’, denkt docent industriële ecologie Benjamin Sprecher. ‘Dat studenten verschillende voorkennis hebben, maakt het ook ingewikkeld. Bij één vak geven we een cursus Engels, en een van de studenten was daar al heel goed in. Die gaf een superslechte beoordeling.’ (Zie ook: 'Give Benjamin a course in didactics' )

Onbekendheid

Toch hoeft er niet veel te veranderen aan de evaluaties, vinden de meeste docenten. Al zou het voor studenten duidelijker moeten zijn dat hun opmerkingen direct bij de docenten belanden, en dat er ook echt iets met hun commentaar gedaan wordt. Korevaar denkt erover om bij het eerstejaarsvak Leiden Law Practices (LLP) langs te gaan om wat uit te leggen over de evaluaties. ‘Dit jaar was de respons niet zo goed, ook door de onbekendheid. Docenten moeten goed aangeven wat er met de resultaten gebeurt.’

Sprecher: ‘Het zou helderder gemaakt moeten worden dat evaluaties echt iets teweegbrengen - op een positieve manier.’

Aan de VU en Universiteit Wageningen geven ze eerstejaarsstudenten vanaf komend jaar les in vakevaluaties. Misschien ook iets voor Leiden? Sleutels: ‘Dat lijkt me verspilde tijd. Evaluaties zijn altijd imperfect, desondanks zijn ze wel nuttig. Aan de zichtbaarheid is nog wel veel te verbeteren.’

Daarnaast zit het hem dwars dat de resultaten pas laat bij de docenten terechtkomen. ‘Ze gaan eerst naar het onderwijsinstituut ICLON, dan wordt er een rapport van gemaakt, daarna naar de opleidingscommissie. Het is belangrijk dat docenten veel sneller inzage krijgen. Nu komen de resultaten soms te laat: dan is het volgende semester alweer begonnen.’

Docenten kunnen natuurlijk ook in gesprek gaan met studenten om feedback te vergaren, oppert De Kleijn. ‘Focusgroepen kunnen goed werken. Dat je met drie of vier studenten bespreekt wat goed ging en wat beter kan. Evaluaties hoeven niet per se anoniem. Je kunt het ook persoonlijk en professioneel bespreken.’ (Zie ook: 'Studenten die in zo'n focusgroep gaan, zijn niet te vertrouwen')

Van Marion is, afgezien van de evaluatie waarin haar manier van lesgeven hysterisch werd genoemd, ‘blij en gelukkig’ met de evaluaties, maar heeft meer aan het commentaar van studenten tijdens de loop van het semester. ‘Als een student zegt dat de leeslast voor een college heel zwaar was, zorg ik dat ze de week erop iets minder werk krijgen. Evaluaties zijn een beetje mosterd na de maaltijd.’