Achtergrond
Stippelaars en dadaïsten
In deel twee uit de serie over tentamens verzinnen én nakijken: hoe beoordelen docenten antwoorden als ze op impressionistische poezie lijken. En wat ze als het handschrift helemaal niet kunnen lezen? (Klik hier voor de grote versie)
donderdag 26 april 2018

CIJFER:

Naam:

Studentnummer:

Dit is het antwoordmodel dat wordt gebruikt bij het nakijken van het tentamen. Bij een eventuele discussie over de honorering van de antwoorden geldt dat de toelichting maatgevend is. Het antwoord moet alle elementen daaruit bevatten. DE DOCENT HEEFT HIERBIJ HET LAATSTE WOORD.

1. Wie is ‘Chocobooty’ of ‘Dippie’?

Antwoord (goed voor maximaal 2 punten): Zo noemen geschiedenisstudenten de Indiase historicus Dipesh Chakrabarty. Tenminste, als ze het antwoord niet weten.

Toelichting: ‘Ik denk soms: gaat het wel goed met je?’, zegt Adriaan van Veldhuizen, universitair docent geschiedenis. ‘Dan vraag je naar de naam van de historicus Dipesh Chakrabarty en krijg je antwoorden als Chocobooty of Dippie, en nog heel veel meer variaties. Of iemand omschrijft de Duitse historicus Leopold von Ranke (1795 –1886) als een Poolse politicus uit de twintigste eeuw. Dan denk ik: hoe kan dat nou? Die hebben we toch vrij systematisch behandeld?’ Een van zijn geschiedenisstudenten, Anne Kamsteeg (20) geeft toe ook weleens ‘zomaar’ iets te verzinnen als ze het antwoord niet weet: ‘Dan schrijf ik iets wat echt niets met de vraag te maken heeft. Ik schrijf ook wel eens een zin waarvan ik later denk: “Wat staat hier eigenlijk?” Maar op het moment zelf heb je dat niet door. Op de middelbare school schreef je erop los. De antwoorden werden lange lulverhalen. Op de universiteit moet je je beperken tot tien regels of zo.’

Eventuele opmerkingen:

Van Veldhuizen: ‘Mijn vak, Inleiding Historishe Wetenschappen, heeft een licht filosofisch karakter. En dat nodigt mensen kennelijk uit tot het schrijven van eindeloze bespiegelingen op het leven. Daar raak je vrij snel op uitgekeken. Ik krijg soms dadaïstische, impressionistische gedichten voor mijn neus, waar ik dan iets van moet maken.’

2. Als de docent het handschrift niet kan lezen, is de student daarvoor verantwoordelijk.

B.) Niet waar

Antwoord (goed voor 1 punt): A

Toelichting: ‘Bij het nakijken zit je soms echt: wat heeft deze persoon hier nou opgeschreven?’, zegt Henk Hoekstra, hoogleraar observationele kosmologie. ‘Bij berekeningen valt het nog mee, maar sommige handschriften zijn lastig te lezen. Het kost gewoon tijd om te ontcijferen.’ ‘Je moet handschriftdeskundige en puzzeloplosser zijn’, zegt bioloog Marco Roos. ‘Toen we nog veel open vragen hadden, zat je soms met z’n tweeën te puzzelen. Wat zou hier bedoeld worden? We proberen zo goed mogelijk te interpreteren wat er staat. Als dat echt onmogelijk is, dan is dat natuurlijk de verantwoordelijkheid van de student. Bij het nabespreken mag de student zelf voorlezen wat hij heeft opgeschreven. Dan kunnen we alsnog bekijken of er iets wordt aangepast.’

3. Geef een voorbeeld van een mooi antwoord.

Antwoord (goed voor 2 punten): ‘Ik heb weleens een tentamen opgesteld als een soort verhaal’, zegt Roos. ‘Dus: je bent op een onbewoond eiland en staat onder een boom met bepaalde kenmerken, wat voor soort is het? En: over de boom loopt een dier, met bepaalde kenmerken. Wat is het?’

Reactie van een student: ‘Bedankt voor deze mooie droom.’

Eventuele opmerkingen:

Roos: ‘Er komen meer studenten die niet het Nederlands als eerste taal hebben, dan moet je een beetje oppassen met veel leeswerk. Dat kan verwarrend zijn en hen op een achterstand zetten.’

4. Bij massatentamens van grote studies als rechten en psychologie worden noodgedwongen meerkeuzetentamens ingezet om de nakijklast te verminderen. Beschrijf hoe ze worden nagekeken.

Antwoord (goed voor 1 punt): Het wordt gecodeerd door de studenten op schrapkaarten. Die worden vervolgens samen met het tentamen ingeleverd bij het bij het Onderwijs Service Center (OSC), en dan naar het universitaire onderzoekscentrum ICLON getransporteerd. Daar worden ze door een scanner gehaald.

Toelichting: ‘De studenten moeten per vraag met A, B, C, of D antwoorden, of bolletjes zwart maken. Dat levert een soort zigzagpatroon op’, aldus Kees Verduin, statistiekdocent bij psychologie. ‘Per vraag krijg je de antwoordverdelingen terug, en daarna de verdeling van hoe het tentamen gemaakt is. Op basis van de normering krijgen we cijfers, en die copy-pasten we naar het OSC.’ De tentamens statistiek tellen veertig meerkeuzevragen. Bij rechten bestaan ze uit dertig meerkeuzevragen en één open vraag. ‘De nakijklast is fenomenaal hoog’, zegt hoogleraar rechtsgeschiedenis Egbert Koops. ‘Gelukkig is de facultaire afspraak dat we in het eerste jaar multiple choice tentamineren. Ieder vak doet hetzelfde: dertig multiple choicevragen en een open vraag die voor twintig procent meetelt. Het is de enige manier waarop het voor ons te doen is.’ Zijn secretaresse voert de cijfers in, zegt Koops. ‘Dan gaat ze met de docent zitten en nemen ze de hele stapel nog een keer door om te kijken of de cijfers goed zijn ingevuld.’

Eventuele opmerkingen:

Kees Verduin: ‘Zonder multiple choice is het echt niet te doen. Vroeger hadden we bij een vak van tweehonderd mensen 25 meerkeuzevragen en vier open vragen. Ik werd er niet vrolijk van. Niet van het nakijken, maar ook niet van wat ik las: dat was soms echt dramatisch. Dat mensen alleen de meerkeuze­vragen deden, en de open vragen helemaal niet. Dat is dan vier keer een één.’

Koops: ‘Eens in de vier of vijf jaar gaat het mis. Een student die per ongeluk een te hoog cijfer heeft gekregen piept zelden of nooit. Maar er is weleens een student naar een nabespreking gekomen en toen bleek dat we twee namen verwisseld hadden. De naam én de initialen van deze personen waren exact hetzelfde. Dat komt niet zo heel vaak voor. Dat vond ik heel ernstig. Je weet het van tevoren; je kijkt ernaar, zegt tegen jezelf: heel goed opletten. En toch gaat het mis. Alsof de duivel ermee speelt.’

5. Nakijken onder de kerstboom. Waarom?

Antwoord (goed voor 1 punt): Omdat de hertentamens te snel komen.

Toelichting: ‘De nakijkellende valt precies in de kerstperiode’, zucht Van Veldhuizen. ‘Op 22 december nemen we het tentamen af, en in de week van 15 januari vindt de herkansing plaats.’ Hoewel docenten officieel vijftien werkdagen hebben om de tentamens na te kijken, heeft hij die tijd niet. ‘Als ik dat wel zou doen dan krijgen studenten pas de uitslag na de herkansing. Het is niet heel erg, maar daar zit toch wel enige frustratie. Tijdens de kerst is het Huizinga dicht, dus zitten de studentassistent en ik bij mij thuis na te kijken.’ ‘Per vraag zijn we een volle dag kwijt, dus dat is vijf dagen voor het hele tentamen. In de praktijk is dat uiteraard langer. Je gaat niet van negen tot vijf nakijken, dan word je gillend gek. Het is belangrijk om snel te beginnen. Zorgen dat er één vraag op de eerste dag helemaal afgerond is. Dan heb je het gevoel dat je nog twee weken hebt voor de rest. Omdat de studentassistent het nakijkt, bestaat de kans dat deze bij een vraag in de tentamens bovenop de stapel iets strenger is geweest dan bij de rest. Dat kun je dan nog veranderen. Ik ben uiteraard eindverantwoordelijk.’

6. Hoeveel minuten inzage krijgen studenten bij psychologie voor hun SPSS-toets?

B.) 15 minuten

C.) 30 minuten

Antwoord (goed voor 1 punt): B

Toelichting: ‘Bij de eerstejaars gaat het individueel’, zegt Verduin. Maar voor de tweedejaars hebben ze het gestructureerd: ‘Een aantal assistenten en begeleiders loopt rond in een computerzaal, en op blackboard staat een rooster, met wanneer een bepaalde groep een kwartier langs mag komen. Een inzagekwartiertje. Op een bepaald moment doen vijf- à zeshonderd man een toets, en een redelijk percentage wil inzage. Hoe ga je dat voor honderd, tweehonderd man regelen? Op het moment dat je een beperkt aantal begeleiders hebt en je wil voor 30 groepen inzage doen, dan kan je niet zeggen: nou, bel maar, kom maar langs, de thee staat klaar.’

7. Wat is een ‘stippelaar’?

Antwoord (goed voor 2 punten): Bij rechten is de verleiding heel groot om stiekem aantekeningen te maken in wetbundels die je bij het tentamen mag gebruiken, zegt Koops. ‘De domste soort fraudeurs zijn de zogeheten “stippelaars”. Die zetten bij afzonderlijke letters stippen of iets anders. Als je die letters dan achter elkaar zet, komt er bijvoorbeeld de naam van een arrest uit. ‘Voor een jurist in de dop vind ik dat treurig. Dat je zo ijverig thuis aan het stippelen bent, betekent dat je een schuldige geest hebt. Je weet dat het niet mag en hebt echt moeite gedaan om het te verhullen. Als ik zo’n student betrap, dan heb ik heel weinig medelijden.’

Eventuele opmerkingen:

Koops: ‘Bij mijn vakken mogen ze geen wetboeken gebruiken, dus daar speelt dat niet. Maar ik ben docent goederenrecht geweest in Groningen, en toen pikte ik er per tentamen twee à drie fraudeurs uit. Jongens, denk ik dan. Als je huilend moet worden afgevoerd naar de uitgang, dat is toch een enorme walk of shame. Don’t be that guy!’

Dit is het slot van een tweeluik over tentamenmakers en -nakijkers. Het eerste deel ("Motiveer je antwoord. Tentamenmakers over het geheim van goede vragen verzinnen') staat hier.

Reacties? Mail naar redactie@mare.leidenuniv.nl