Achtergrond
Motiveer je antwoord
CIJFER: Naam:Studentnummer: Dit tentamen bestaat uit acht vragen en telt vier pagina’s Samenstellers: Vincent Bongers en Anoushka Kloosterman SCHRIJF DUIDELIJK, MOTIVEER JE ANTWOORD EN VERMELD OP ELK VEL NAAM EN STUDENTNUMMER (klik hier om te beginnen en hier voor de grote versie)
donderdag 19 april 2018

1. Hoe worden de ruim 900 tentamens voor eerstejaars rechten vervoerd?

A.) Door de universitaire koeriersdienst

B.) Met de taxi, in boodschappentassen

C.) Niet, ze worden op de tentamenlocatie uitgeprint

‘We vervoeren de tentamens met de taxi’, zegt hoogleraar rechtsgeschiedenis Egbert Koops. ‘Om nou met de eigen auto tentamenvervoer te gaan doen, is ook weer zo wat. Ik zit niet zelf met de boodschappentassen in de taxi. Mijn secretaresse bestelt er een, laadt de tentamens in, en levert ze af. Het kost wat geld, maar het zijn belangrijke dingen; ze mogen niet wegraken. Taxi heen en terug naar het Gorlaeus; als dat je overhead is, vind ik het de moeite waard.'

 2. De kunst van het tentamenmaken is…

A.) Het verzinnen van foute antwoorden voor meerkeuzevragen

B.) Het verzinnen van goede antwoorden voor meerkeuzevragen

C.) Er is geen kunst aan

‘Met de huidige studentaantallen wordt het altijd multiple choice’, zegt Kees Verduin, docent statistiek bij psychologie. ‘Maar dat betekent niet dat er niet gerekend hoeft te worden. Er zijn drie alternatieven die ook zouden kunnen, als je een bepaalde denkfout maakt. Bij rekenvragen kan je denken, wat zou de misvatting kunnen zijn? Dan maak je afleiders op basis van bekende gedachtefouten. Wel of niet kwadrateren, delen door n, of n-1, of in ieder geval dat ze de verkeerde ingrediënten gebruiken in een anders goede berekening. Dan komt er een ander antwoord uit.’
Koops: ‘In een meerkeuzetoets is het de kunst om drie goede alternatieven naast het juiste antwoord te bedenken. Ik probeer dat met een ijzeren precisie te doen. Ik leg er eer in dat er vier plausibele antwoorden bij iedere vraag staan: geen flauwekul-antwoorden. Als dat niet lukt, dan schrap ik de vraag.'

3. Welk antwoord is waarschijnlijk correct?

A.) Het langste antwoord

B.) Het kortste antwoord

C.) Het stomste antwoord

Verduin: ‘Voor theorievragen heb je een handicap: het goede antwoord is vaak het langste antwoord, omdat het exact moet kloppen. Daar moet je voor corrigeren. Met antwoorden die nog steeds zinnig klinken, maar die minimaal dezelfde lengte hebben als het goede alternatief.’

4. Op welke manier is het maken van tentamens in de loop der jaren veranderd? Benoem én beschrijf twee ontwikkelingen.

.

Ontwikkeling 1: De paper trail is sterk toegenomen

‘De hele administratie rondom het eindcijfer is heel erg toegenomen’, aldus Otto Boele, universitair hoofddocent Ruslandkunde. ‘Vroeger ging je veel meer je eigen gang, je deed eigenlijk maar wat. Dat is allemaal geprofessionaliseerd: aan de hand van vastgestelde criteria motiveren we of iets een zeven of een acht is. Daar zijn standaardformulieren voor, die studenten kunnen inzien.’
Marco Roos, universitair docent biologie: ‘Na de hbo-fraude heeft de universiteit de richtlijnen aangescherpt. Er moet altijd een tweede lezer van een tentamen zijn. Tegenwoordig moet je duidelijk aangeven wat de zwaarte van elke vraag is. Twintig jaar geleden liet je dat wat meer afhangen van de uitkomsten. Je hebt een officieel colofon op het voorblad van het tentamen. Wie heeft het opgesteld, welke punten staan er voor een vraag. Hoeveel vragen zijn er? Is er een second opinion geweest? Alles ligt veel meer vast. Een peer review van een tentamen moet mogelijk zijn. Anderen moeten kunnen achterhalen hoe een tentamen in elkaar is gezet.’

Ontwikkeling 2: De voorkennis van studenten is veranderd

Verduin (psychologie): ‘Bij formuleringen die ik een aantal jaren geleden gewoon kon gebruiken, vragen studenten nu: “Wat betekent dat?”’ Roos: ‘Bij de opdracht “Teken een peul en benoem de belangrijkste onderdelen”, hebben sommige biologiestudenten geen flauw benul. Ze vullen niets in of tekenen de gekste dingen, zoals een dennenkegel. Die hebben kennelijk nooit boontjes gedopt.’
Boele: ‘Je merkt dat studenten nu op de universiteit arriveren met andere voorkennis. Als je Russisch wilt leren, is het handig vertrouwd te zijn met naamvallen. Maar bij heel veel studenten is het niet meer vanzelfsprekend dat ze Duits hebben gehad. Daar moet je rekening mee houden. Dat geldt ook voor hun afnemende leesgedrag. Als je refereert aan Nederlandse literatuur, krijg je soms glazige blikken terug.’
Adriaan van Veldhuizen, universitair docent geschiedenis: ‘De vaardigheid van het opzoeken is steeds belangrijker geworden. Kennis is echter een synthese: een combinatie van verschillende informatie. De synthese vindt minder vaak plaats bij studenten tegenwoordig, en dat is link. Maar er zijn ook dingen die studenten beter kunnen dan vroeger. Studeren bijvoorbeeld. Ze zeggen: “Ik ga vandaag de hele dag in de UB zitten.” En dat doen ze dan ook. Er zit ook meer druk achter. Je komt meer mensen tegen die hard werken voor hun studie.’

5. Stelling: tentamens zijn nu makkelijker dan vroeger.

A. Waar 

B. Niet waar

C. Geen van bovenstaande antwoorden

Roos: ‘Voor het gevoel van de docenten zijn de tentamens makkelijker geworden. Maar dat geldt niet voor de studenten. Toen ik studeerde leerde je op de middelbare school al veel meer over het vak dat ik nu geef: biodiversiteit/stamboom van het leven. Nu is de biologie op school heel mensgericht: abstract, en weinig natuurlijke historie. Het niveau van eerstejaars is anders dan toen ik begon. Ze worden nu nog minder gehinderd door kennis. Dat betekent dat er heel veel nieuwe stof op hen afkomt. We moeten de verwachting een beetje bijstellen.’ 
‘Op de middelbare school is steeds meer sprake van teaching to the test’, zegt Henk Hoekstra, hoogleraar observationele kosmologie. ‘Scholieren oefenen en oefenen maar examens. Dat moeten we stap voor stap ongedaan maken. Je moet onafhankelijk leren denken. De stof lezen en begrijpen. Studenten willen ook tentamens met de antwoorden om te oefenen. Dat doe ik niet. Want als ik de antwoorden geef, leren ze die. Dat is een effectieve manier om een tentamen te halen, maar in latere jaren stuit je op problemen, omdat je de stof niet echt beheerst. Je hebt het trucje onthouden, maar je begrijpt niet waarom het trucje werkt. Het is niet de bedoeling dat we er pas in de master achterkomen dat studenten niet weten wat ze eigenlijk aan het doen zijn.’

6. Sommige vakken bieden extra ondersteuning aan voor studenten. Wat voor effect heeft dit op de studieresultaten?

‘Bij statistiek hebben we in de loop van de jaren meer nadruk gelegd op oefening’, zegt Verduin. ‘Maar hoe meer je je best doet om het voor studenten toegankelijk te maken, hoe minder een deel van hen de noodzaak ziet om er zelf wat aan te doen. Docenten steken ontzettend veel extra werk in hun vak, maar het slagingspercentage blijft gewoon hetzelfde. Dan denk je: waar doe ik het voor?
‘Hoe meer je aanbiedt ter ondersteuning, hoe meer ze kennelijk denken: het is dus moeilijk en het ligt niet aan mij als ik het niet begrijp. En hoe meer het eigen initiatief wordt weggenomen. Dat evenwicht moet je zien te vinden. Sommige colleges zijn zo beschrijvend, dat het hele boek overbodig wordt. Dan kunnen ze denken dat het college een goede samenvatting is van het boek.
‘Bij één vak zeggen we: dit onderwerp zit wél in het tentamen, maar we behandelen het niet in het college. En elk jaar gaat dat dus dramatisch slecht. Dat is één pagina uit het boek.’

7. Hoe reageren studenten hierop? Beschrijf ten minste drie reacties.

Lisanne van der Meulen van De Leidsche Flesch, de studievereniging van de bèta’s, zegt over het oefenen met oude tentamens: ‘Bij sommige struikelvakken, zoals programmeren en kwantummechanica, zijn de vragen vaak zo lastig dat je het tentamen niet zou halen als je alleen de stof leert en niet het oude tentamen.’ Masja Fokkenrood van Labyrint, de studieverenging van psychologie, hoort veel klachten over ‘vaag geformuleerde vragen’ én meerkeuzetentamens ‘waarbij geen enkel antwoord echt bij de vraag past’. Meerkeuze doet sowieso af aan de kwaliteit van het onderwijs, zegt ze. ‘We willen dat op toepassing wordt getoetst, zodat we zelf leren nadenken en het minder wordt voorgekauwd.’ Maar open vragen zijn ook niet alles, reageert rechtenstudent Dahran Coban, die actief is in partij ONS Leiden: ‘Vaak is er door een te klein kader te weinig ruimte voor een volledig antwoord.’

8. Wat gebeurde er met de studente bij wie er allemaal briefjes uit haar shirt vielen tijdens een tentamen?

A. Ze werd weggestuurd en moest het vak opnieuw doen vanwege fraude

B. Niets: surveillanten konden niet bewijzen dat zij die briefjes had gelezen

‘Als we echt zien dat er wordt gefraudeerd sturen we iemand weg’, zegt Van Veldhuizen. ‘Dat gebeurt een keer in de twee jaar. Ik heb ooit meegemaakt dat iemand die terugkwam van de wc haar shirt rechttrok en er van alle kanten briefjes op de grond vielen. Dat is ongetwijfeld niet pluis, maar je kunt niet bewijzen dat iemand dat heeft zitten lezen.’

Dit is het eerste deel van een tweeluik. Volgende week: tentamennakijkers. Reacties? Mail naar redactie@mare.leidenuniv.nl