Cultuur
Een drijvende tijdmachine
Er ligt een kasteel aangemeerd aan de Zijlsingel. Aan boord van het vijftig meter lange museumschip Vlotburg gaat de kinderdroom van Lenny Vries in vervulling: hij leeft er als een Middeleeuwer. ‘Maar een magnetron maakt het leven wel makkelijker.’
donderdag 29 maart 2018

Door Daniëlle Tuk Met zijn ‘levensgezellin’ Christel woont Lenny Vries in een toren van zijn Middeleeuwse museumschip, dat hij in twintig jaar tijd heeft gebouwd. Sinds 13 maart ligt het aan de Zijlsingel in Leiden, en daar zal het nog blijven tot 7 mei.

Vries heeft een grote passie voor de Middeleeuwen; hij heeft zelfs in verschillende kastelen gewoond. ‘Voor mij is het een manier van leven’, legt hij uit. ‘Je had elkaar toen altijd nodig en kon weinig alleen doen. Daardoor krijg je kameraadschap. Ik zou graag op een houtvuurtje willen koken, maar dat gaat vandaag de dag niet, want daar ben je zo lang mee bezig. Een magnetron maakt het leven wel makkelijker.’

De kasteelheer pakt een ketel van het vuur. ‘Kijk, hier kun je de hamerslagen nog op zien. Ik wilde zo weinig mogelijk geld uitgeven aan het museum. Daarom heb ik veel zelf gemaakt.’ Voordat hij zijn pensioen kreeg, was het financiëel lastig, zegt hij. ‘Toen ik begon, in 2006, kon ik er nog van rondkomen, maar daarna werd het moeilijker. Een paar jaar geleden was het heel krapjes, maar ik had vrienden die me wat toestopten. Ik heb ook veel materiaal gekregen. De balken voor het schip bijvoorbeeld, komen uit het Zwarte Woud.’

Benedendeks in ‘de herberg’ zitten poppen aan tafel en speelt er een gezellig Middeleeuws muziekje. Vries klopt er op een groot, verweerd stuk hout. ‘Deze balk is zes- tot zevenhonderd jaar oud. Sommigen zeggen: “Het is maar een balk”, maar voor mij is het heel veel.’

Vol hartstocht vervolgt Vries zijn rondleiding. Het schip telt maar liefst drie verdiepingen, wat het varen niet vergemakkelijkt. ‘Als bruggen niet hoog genoeg zijn of niet open kunnen, moet ik soms ik de stuurcabine afbreken en het dak eraf halen en uit elkaar klappen. Als we bijvoorbeeld naar de Donau gaan, waar achter elkaar een paar honderd bruggen liggen, zijn we een paar dagen aan het varen zonder stuurcabine en zonder dak. Als het dan regent, moet ik alle apparatuur afdekken.’

Door een geschilderd glas-in-loodraam valt licht op een schilderij van Bruegel. ‘Helaas gaan museumbezoekers hier snel voorbij, maar er is zoveel te zien.’ Wijzend naar het schilderij: ‘Je ziet hoe het klootjesvolk leefde tijdens het jaarfeest. Daar verheugden de normale mensen zich op. Jongens zijn op het dak geklommen om naar een toneelstuk te kijken. Die ene daar op de grond heeft zich lam gezopen. Aan die vrouw met een openstaande rok zie je dat ze toen geen onderbroek droegen. En op dat schilderij daar, ‘De boerenbruiloft’, gebruiken ze een deur als dienblad.’

In een ander gedeelte van het schip laat hij een afbeelding van leerlooiers zien. ‘Weet je wat er in die kan zit? Urine! Leerlooiers hadden zuur nodig, dus dan had de hele familie geplast en dat werd in een kruik geschonken.’

Via de zelfgemaakte houten wenteltrap klimt Vries naar de martelkamer, waar een spijkerstoel wacht. ‘Die gebruikte de adel om het klootjesvolk voor het minste of geringste te straffen.’ Er werden ook vrouwen op vastgebonden die verdacht werden van hekserij, weet hij. ‘Mannen konden het niet hebben als vrouwen dingen deed zij niet konden; vandaar de heksenvervolging.’ Hij wijst op een zelfgemaakte weegschaal. ‘In de Duitse gevangenis Würzburg zaten achthonderd heksen hun proces af te wachten. Ze werden op zo’n soort weegschaal gezet. Het idee was dat ze licht moesten zijn om te kunnen vliegen. Wie meer woog dan 50 pond én het gewicht van een bijbel (van 12 pond, dus samen 31 kilo) werd vrijgepleit. Mogelijke heksen werden soms ook in het water gegooid. Wie zonk, was geen heks. Wie bleef drijven wel; die werd vervolgens verbrand.’

Vries loopt door naar het Spaanse Paard, een martelwerktuig voor nonnen die hun kuisheid verloren waren. Het is een langwerpige driehoek met poten met een punt naar boven. ‘De nonnen moesten daarop zitten met een blok aan hun benen. Daar komt de uitdrukking vandaan.’ In de wapenkamer pakt hij een hellebaard van de muur, een soort speer, en doet voor hoe ‘boeren er soldaten mee van hun paard trokken’. Het wapen werd ook wel schuin in de grond gezet, ‘zodat de paarden van de vijand in de punt liepen’.

Boven op het dek loopt een wit minipaard rond, Hercules. ‘Hoe oud ben je?’ vraagt zijn baasje. Het paardje tikt twaalf keer op de grond met zijn hoef. ‘We hadden eerst ook een groot zwart paard, maar die is helaas overleden.’ Bij de ingang van het museum hangt een tekening van het dier. ‘Meneer van de kasteelboot’, hebben schoolkinderen uit Urk er onder geschreven. ‘Wat zielig van het paard! Sterkte! <3 groep 1/2b.’

Museumschip Kasteel Vlotburg, Zijlsingel. 

tot 7 mei, 11:00-18:00, 

€5 (studenten €4,50)