Columns & opinie
Dig man! Dig! Dig! Dig!
donderdag 15 februari 2018

Ik begon mijn reis door Oeganda in Jinja – een slaperig stadje vol zuipende backpackers. Die was ik na drie dagen wel zat, dus reisde ik tamelijk willekeurig in een rechte lijn naar het noorden. Tot aan Moroto, de hoofdstad (tussen de tien- en twintigduizend inwoners) van de Karimajong, een semi-nomadische stam bij wie het leven om het vergaren van enorme kuddes koeien draait.

Vrij recent was het er nog levensgevaarlijk. De cultuur om over en weer koeien te stelen bestond al heel lang. Ik sprak iemand die zich als de dag van gisteren de eerste herder met een AK-47 kon herinneren. Toen veranderde de regio in een bloedbad. Tegenwoordig is het er overwegend veilig, maar toeristen zijn er nauwelijks.

Het is vrijdagavond. Phillip, een lichtelijk verveelde Duitse student die hier al een paar maanden zit voor een onderzoeksstage neemt mij op sleeptouw naar zijn wekelijkse hoogtepunt.

Whisper: ‘s werelds enige Karimajong nachtclub.

De nacht daarvoor had ik doorgebracht in een dorpje, omringd door kleine kindjes die gefascineerd aan mijn haar zaten. Ze hadden opgezette buikjes en glazige ogen. Wormen en vitaminegebrek, volgens een van mijn ad hoc reisgenoten. Ik kon wel een biertje gebruiken.

Whisper is een groot stalen hok met graffiti aan de muur. Toegang is een niet onaanzienlijke euro, en een halve liter Nile Special kost tachtig cent. De muziek werkt bij vlagen. Door de hitte valt de laptop van de dj regelmatig uit, die dan met veel gewapper en gewuif tot opnieuw opstarten wordt begeesterd.

Hier geen traditionele gewaden, maar een volstrekt willekeurige wirwar van tweedehands westerse kleren. Sommige bezoekers weten niet precies wat ze met het concept nachtclub aan moeten en staan als onwennige muurbloempjes aan de bar.

Voor mij staat een groep meisjes opzichtig te dansen. Ik denk terug aan het advies van een van mijn nieuwe Karimajong-vrienden, over de regelmatige vechtpartijen in Whisper: ‘If you’re from another tribe you can’t look at the Karimajong women. You just look at our women and you get beaten up. The men feel like the women should be left to only them. In the Karimajong vocabulary the word for non-Karimajong is "emoit". Enemy.’

Hij lachte: ‘But my man, you’re "auzungo", neither a friend or an enemy. You don’t encroach on the land or steal the cows, so it is okay. Don’t worry. You can talk to our women.’

De geur van oud bier en zweet, de vraag of je nou wel of niet op dat meisje moet afstappen. Het doet mij allemaal terugdenken aan mijn studententijd. Grappig hoe uitgaan overal op de wereld ongeveer hetzelfde is. Net als in Nederland, denk ik bij mijzelf.

Op dat moment valt de stroom uit. In het donker is de hitte ondraaglijk. Ik loop naar buiten en kom daar de enige persoon met een colour coordinated outfit tegen. Gaston Makosia (28), artiestennaam Fide Ghost, draagt een zwarte trainingsbroek, zwart basketbalshirt, een zwarte pet en zwarte glimmende schoenen. Hij is zanger in een ragga-band, uit de stad Mbale, een paar uur ten zuiden.

Ik vraag hem wat voor muziek hij maakt. Hij gaat achter me staan en fluistert ritmisch in mijn oren. Zijn teksten zijn afwisselend in Kigishu, Kiganda en Swahili. Met voor de goede orde nog wat willekeurige Engelse woorden. Het klinkt allemaal heel sensueel. Ik vraag om een vertaling.

Met een grote glimlach legt hij uit dat hij zijn muziek het liefst laat aansluiten bij de belevingswereld van zijn publiek: ‘Hey man. Get a shovel. Dig! Dig! Dig! Make food. Otherwise your children will suffer and your wife goes back home. Hey man, dig!’

Toch niet helemaal Nederland.

Benjamin Sprecher is universitair docent bij het Centrum voor Milieuwetenschappen