Wetenschap
Roken - Vleermuispoep - Kniptorrenlicht
Probeer geen vleermuispoep in je mond te stoppen.
donderdag 1 februari 2018

Rokers en stoppers

Niet-rokers stoppen eerder, maar stoppers zien zichzelf ook steeds meer als niet-rokers. De recent gepromoveerde psychologe Eline Meijer is hoofdauteur van een artikel in Social Science & Medicine, over identiteit en roken.

Je identiteit, dat is grofweg hoe je jezelf ziet. Als je jezelf sportief vindt, ga je ook makkelijker sporten als het een keertje regent. Bij roken speelt identiteit een grote rol: je bent experimenteel, je hoort bij een groep mensen, of zet je daar juist tegen af.

Meijer en co volgden een groep van 1036 rokers en gestopten, waarvan de langsten vijf jaar lang onder de loep lagen. Ze wisten al dat identiteit een belangrijke rol speelt in stopgedrag: hoe minder iemand zichzelf als ‘een roker’ ziet, hoe waarschijnlijker het is dat hij of zij stopt. De mate waarin je jezelf als ‘stopper’ ziet, speelt ook mee: de identiteit van je mogelijke zelf is zelfs belangrijk dan je huidige identiteit als roker, blijkt.

Maar iemands identiteit verandert ook door het stoppen: mensen gaan zichzelf steeds minder als roker zien. Dat is niet zo verrassend, maar het feit dat dát effect veel sterker is dan het eerste is wel echt nieuw. De grote vraag is nu hoe je die kennis het beste in kunt zetten.

Vleermuispoep

In vleermuiskeutels kunnen bacteriën zitten waar je goed ziek van kunt worden, volgens een groep wetenschappers waaronder vleermuisexpert Peter Lina van Naturalis. Het gaat hier om Campylobacter-soorten, die mensen vooral oplopen omdat ze besmet kippenvlees eten. Maar hoe komen de kippen er dan aan? Niet alle besmettingsroutes lijken bekend, maar in PLOS One beschrijven Lina en co een nieuwe: vleermuizen. Zij vingen 631 vleermuizen van vijftien verschillende soorten, en lieten die weer gaan als ze hadden gepoept. In de keutels gingen ze vervolgens op zoek naar kwalijke bacteriën. Salmonella zit er niet in, maar Campylobacter coli en Campylobacter jejuni dus wel, bij een paar procent van de vleermuizen. ‘Waar mogelijk, zou contact met vleermuizen, hun poep en hun etensresten vermeden moeten worden’, aldus de onderzoekers die zelf uitvoerig hun best deden om juist wel met vleermuizen en hun poep in contact te komen.

Kniptorrenlicht

Als je wil begrijpen wat er in een levend wezen of een orgaan of een tumor of een cel gebeurt, is dat lastig. Snijd je de boel open om te kijken, dan werkt het niet meer. Biologie is daarom vaak een glow-in-the-dark-feestje: onderzoekers knopen lichtgevende of oplichtende stofjes vast aan de dingen waar ze in geïnteresseerd zijn. Als je dan boft, krijg je informatie van binnenuit.

In Nature Communications beschrijft een groep Nederlandse en Amerikaanse onderzoekers, waaronder Ivo Que van het Leids Universitair Medisch Centrum, nieuwe varianten van zulke oplichtende stofjes.

Het gaat om aangepaste eiwitten, waarvan het origineel afkomstig is uit een kniptor met oplichtende plekken. Hun lichtstofje geeft meer licht, maar nog belangrijker: het licht is in het nabije infrarood, en plaats van gewoon licht. Je kan het niet zien met het blote oog, maar dat lost je meetapparatuur wel op. Het grote voordeel is echter dat het beter door weefsels heen dringt, net zoals je de bassen van het feestje bij de buren wel hoort maar de hoge tonen niet. De onderzoekers laten ook zien dat hun stofje werkt, door wat plaatjes van muizenhersens te maken.