Wetenschap
Gezocht: charismatisch monster
Door het indammen en afsnijden van de Mississippi krijgt de indrukwekkende alligatorsnoek steeds minder ruimte. Fysisch geograaf Paul Hudson bracht in kaart waar de vissen nog terecht kunnen.
donderdag 7 december 2017

Mensen houden ervan om in de buurt van een rivier te wonen, historisch gezien. Makkelijk voor transport en om je afval in te storten, vruchtbare grond in de buurt, drinkwater. Je eerste stad in Civilization bouw je naast een rivier, als het even kan.

Historisch gezien hebben mensen er echter een pesthekel aan om te verdrinken bij een overstroming. Dus werden de rivieren bedijkt, en ingedamd, werden de mooie maar onpraktische kronkels rechtgetrokken, en kwamen er uiterwaarden die ook hun eigen dijken hadden. Allemaal goed voor de mensen. Het beteugelen van de rivier is alleen minder goed voor de natuur, die juist afhankelijk is van een overstrominkje op zijn tijd.

In het zuiden van de VS, waar Paul Hudson van het Leiden University College onderzoek doet, wordt die natuur vertegenwoordigd door de alligatorsnoek. Er zijn andere vissen, en ongetwijfeld ook planten en reptielen en kikkertjes die leven in de overstromingsgebieden, maar de Atractosteus spatula is zo’n beest waar de natuurtelevisie professionele hengelaars op af stuurt. Hij ziet er namelijk uit als een monster.

Slikken

Alligatorsnoeken kunnen ruim tweeënhalve meter lang worden, meer dan honderd kilo zwaar, en zijn voorzien van de indrukwekkende bek vol tanden waaraan ze hun naam danken. Ze zien er overigens gevaarlijker uit dan ze zijn: ze bijten alleen naar dingen die ze in kunnen slikken, en vallen dus geen mensen aan.

Paul Hudson, een boomlange Texaan, is fysisch geograaf. Fysische geografie is de wetenschap die zich bezighoudt met het aardoppervlak (geologie gaat juist over de binnenkant). Beoefenaars ervan zijn een zeldzaamheid aan deze universiteit, die geen eigen instituut voor aardwetenschappen heeft.

In een artikel in Geomorphology beschrijft Hudson, samen met zijn oud-studente Merel van der Most, hoeveel ruimte er nog is voor de alligatorsnoek in en rond de Mississippi. Echt met uitsterven bedreigd zijn ze niet, maar het gaat niet zo goed met de alligatorsnoeken. De Amerikanen probeerden de beesten uit te roeien, omdat ze andere, lekkerdere, vissoorten op zouden eten. ‘Toen ik opgroeide, zag je de afgehakte koppen van de gars op paaltjes gespietst staan. Dat vonden de rednecks blijkbaar grappig’, aldus Hudson. Een nog groter probleem is dat de jonge snoekjes leven in overstromingsgebieden, en daar zijn er dus steeds minder van.

Om het nog erger te maken: als grote snoeken eitjes willen gaan afzetten, doen ze dat in lekker warm, ondiep water. Maximaal één meter twintig diep, stelden vissenbiologen recent vast.

Laser

Hudson en Van der Most combineren in hun artikel verschillende datasets. Door een vliegtuig met een laser over de Mississippi-delta te laten vliegen, maakten de onderzoekers een digitale hoogtekaart. ‘Zo krijg je een heel gedetailleerde topografie’, vertelt Hudson. ‘Anders moet je zelf met landmeetapparatuur aan de slag, en kun je nooit zo’n groot oppervlak bestrijken.’

Er zijn satelliet-data van hetzelfde gebied, uit meerdere seizoenen. ‘Die beelden zeggen iets over de vochtigheid: hoe nat is de bodem, hoe hoog staat het water op welke tijd van het jaar?’

Als je weet hoeveel water er is en hoe het landschap loopt, weet je dus ook hoe diep het overal is op verschillende tijdstippen. Als je dat weet, kun je met weergegevens in de hand uitrekenen hoe warm het water naar verwachting zal zijn, en dan kun je op je kaart aanwijzen welke gebieden allemaal geschikt zijn voor alligatorsnoekeneitjes. In totaal: negentien procent van de toch al steeds schaarser wordende flood plains.

‘Het is niet alleen een kwestie van ingenieurs die natuur stukmaken’, benadrukt Hudson. ‘De hoefijzervormige meren, die ontstaan als rivierbochten worden afgesneden, zijn in eerste instantie vrij diep. In de loop van een paar decennia hoopt zich echter sediment op, zodat ze alsnog ondiep genoeg zijn voor de eitjes. Ook worden dijken vaak gemaakt door zand van de rivierbodem af te scheppen, en ook daardoor ontstaan gebieden waar de vis zich kan voortplanten.’

Uiterwaarden

Er is echter ook ruimte voor verbetering. ‘De overheid kan deze informatie gebruiken voor gerichter natuurbeheer. Ze kunnen zien van welk land ze af moeten blijven om de vis te beschermen, en welke grond ze op zouden kunnen kopen. In sommige van de uiterwaarden kweken de boeren soja; dat groeit eigenlijk niet zo goed daar, maar ja, ze krijgen er subsidie voor. Als je het echt wil, kan je met sluizen en gemalen heel precies de waterstand regelen, maar het is aan de biologen om te bepalen hoe ver we zouden moeten gaan om deze visstand te managen.

‘Elk stuk natuur heeft zijn eigen charismatische grote beest nodig, om de steun van het grote publiek te kunnen krijgen. De alligatorsnoeken zijn, op hun eigen manier, charismatische dieren: je kan zorgen dat mensen erom gaan geven. En als je dan, om deze vissen te helpen, je waterbeheer anders inricht, profiteren allerlei andere soorten er ook van, en de bodems van je overstromingsgebieden, en nog veel meer. Maar zonder zo’n knuffelsoort blijft je pleidooi voor die ingrepen heel academisch. Daar kom je in Trumpland in elk geval niet ver mee, kan ik je vertellen.’

Bart Braun