Achtergrond
Ze lijken te kloppen (maar doen dat niet)
Niet alleen populisten gebruiken ze, rechters doen dat evengoed. Hendrik Kaptein schreef een boek over drogredeneringen.
donderdag 30 november 2017
De Rijdende Rechter in actie. ‘De buurman heeft mijn heg afgeknipt.’

‘Een waargebeurd voorbeeld’, zegt Hendrik Kaptein, verbonden aan de faculteit Rechtsgeleerdheid. ‘Aan een bekend dierenkenner wordt gevraagd: “Mogen we wel vlees eten?” Hij antwoordde, en ik citeer: ‘In de natuur eet iedereen iedereen. Dieren eten dieren. Mensen eten dieren. Dus eigenlijk stelt u geen goede vraag.”’

Een ‘loepzuiver’ voorbeeld van een drogredenering, zegt hij. ‘Dat heet een categoriefout. De vraag is normatief, maar het antwoord feitelijk. Het klinkt goed, maar je schiet er niets mee op. Eigenlijk zegt hij niks. Dat geldt voor alle drogredeneringen: ze lijken te kloppen, maar dat doen ze niet.’

Kaptein schreef het boek Logisch? Leren van drogredeneringen, dat hij vrijdag presenteert in de Oude Sterrewacht.

‘Nog een voorbeeld. Ouders klagen dat de school hun kinderen te hard aan heeft gepakt. De bovenmeester zegt: “Als de kinderen zich goed gedragen, krijgen ze geen straf.”

‘Dan kan alles, ook de doodstraf op fietsen zonder licht. Op protest kan de overheid dan zeggen: luister eens, als je gewoon met licht fietst, gebeurt er niks. Dat argument zit precies hetzelfde in elkaar. Maar noodzakelijke voorwaarden zijn geen voldoende voorwaarden.

‘Ik ben er van overtuigd dat de wereld een stuk mooier zou zijn als we drogredeneringen herkennen en weerleggen. Ze komen op gigantische schaal voor, en hebben vaak grote gevolgen.

‘Zijn zijn overal: vaak in de politiek, maar ook in rechtspraak, vergis je niet. Rechters zijn meesterlijk in het opstellen van drogredeneringen. Wanneer je die leest, denk je: wat kunstig in elkaar gezet. Maar het slaat vaak helemaal nergens op.’

Hij geeft een voorbeeld uit het civiel recht. ‘De eiser zegt: de buurman heeft mijn heg afgeknipt, dus hij moet dokken. De rechter zegt: als je het niet kan bewijzen, is het niet gebeurd. Dat is onzin. Dat ik iets niet kan bewijzen, betekent niet dat ik ongelijk heb. Argumentum ad ignorantiam. Beroep op onwetendheid. De rechtspraak zit vol met dat soort kunstjes.’

In zijn boek beschrijft de jurist drie stappen: herkenning, theoretische analyse (welke is het?) en de praktische toepassing, ofwel het geven van een antwoord. ‘Hoe beter je de herkenning beheerst, hoe meer die drie stadia in elkaar opgaan.’

Laatste voorbeeld. ‘In een recent interview met een linkse econoom, over arbeidsmigratie, bleek dat die man daar tegen was. De reactie van de interviewster: “Dat zegt de PVV ook.” De man wil daar niets mee te maken hebben en reageert vervolgens: “Nee, nee, de PVV zegt iets anders.” De interviewster wint dan, want zij leest gewoon een stukje voor uit het partijprogramma.’ Dat is een argumentum ad hominem, aldus Kaptein. ‘Ze gaat niet op het standpunt in, maar voert een soort afleidingsmanoeuvre uit en brengt zo de persoon van zijn stuk. Om het netjes te zeggen: ad hominem versus ad rem, spelen op de man, in plaats van op de zaak.’

Had de econoom de interviewster hierop moeten wijzen? Dat werkt niet altijd, zegt Kaptein. ‘Stel dat hij bedreven was in de argumentatietheorie, en had gezegd: “U begaat hier een indirecte ad hominem. Dat is een drogredenering, en een categoriefout.” Daar scoor je niet mee. Hij had beter kunnen zeggen: “Goh, wat leuk te horen dat Wilders ook een keer iets verstandigs zegt."

Hendrik Kaptein, Logisch? Leren van drogredeneringen,

Boom Juridische uitgevers. 325 pgs, € 29

Anoushka Kloosterman