Wetenschap
Onze man in Mekka
De Leidse islamoloog Christiaan Snouck Hurgronje, alias Abd al-Ghaffar, was rector magnificus, spion en had een seksslavin in Mekka. De literaire biografie Pelgrim vertelt over het bizarre leven van de wetenschapper.
donderdag 16 november 2017
Na zijn al dan niet oprechte bekering tot de islam, werd Snouck Hurgronje Abd al-Ghaffar al-Laydini: de Leidse dienaar van de allesvergevende.

Door Vincent Bongers Het is geen wetenschappelijke biografie, die journalist en schrijver Philip Dröge over Christiaan Snouck Hurgronje (1857-1936) heeft geschreven. Dröge schrijft voor een breed publiek en enige zucht naar sensatie is hem niet vreemd. Pelgrim begint bijvoorbeeld met een onsmakelijke scene waarin de Leidse islamgeleerde zich laat besnijden door een barbier die daarvoor ‘zijn scherpste mesje, waarmee hij ook baarden scheert en steenpuisten opensnijdt’ pakt.

Snouck Hurgronje is dan al een gerespecteerd Koran-deskundige en kenner van het Arabisch. Hij wil zijn kennis echter niet alleen maar uit boeken halen, maar zich helemaal onderdompelen in de islamitische cultuur. Wie de islam bestudeert, moet naar Mekka, is het idee.

Die heilige stad is echter alleen toegankelijk voor moslims, en die zijn besneden. Het komt zelfs voor dat ongelovigen worden vermoord en de poortwachters van Mekka doen wel eens een penis-check. Snouck Hurgronje moet dus van zijn voorhuid af. Na de behandeling gaat hij door het leven als Abd al-Ghaffar al-Laydini oftewel ‘de dienaar van de Alles Vergevende, uit Leiden.’

De discussie over de oprechtheid van de bekering van Snouck Hurgronje woedt nog steeds. Zeker is dat hij met een dubbele agenda naar Mekka ging. De Nederlandse overheid zet hem namelijk in als spion. Den Haag is namelijk doodsbang voor een jihad tegen de koloniale overheerser in Nederlands-Indië. Tijdens de hadj, de bedevaart naar Mekka, trekken elk jaar duizenden inwoners van Indië naar Mekka: Snouck Hurgronje moet uitzoeken of zij daar worden opgestookt tegen Nederland.

In Mekka is slavernij eind negentiende eeuw nog heel normaal. Snouck Hurgronje koopt een Afrikaanse vrouw die hem ook in bed dient. Als zijn seksslavin zwanger raakt, zorgt een ‘Mekkaans huismiddeltje’ voor een miskraam. ‘Christiaan haalt opgelucht adem’, schrijft Dröge. ‘Een buitenechtelijk kind zou aan hem knagen.’

Snouck Hurgronje heeft de stad dan al onder dwang verlaten. De reden voor zijn vertrek lijkt regelrecht uit het script van een Indiana Jones-film te komen. Een Franse geoloog stuit op de ‘stele van Tayma’, een belangrijke archeologische vondst, en wordt vervolgens op brute wijze vermoord. Snouck Hurgronje raakt tegen zijn wil betrokken bij het getouwtrek om de steen met inscripties in het Aramees en moet op de vlucht slaan.

Zijn volgende avonturen beleeft hij in Indië. Eerst gaat hij op tournee in Java. De westerse islamdeskundige wordt daar als een superster ontvangen door de inheemse bevolking. Zijn Nederlandse broodheren maken zich zorgen: Aan welke kant staat Snouck Hurgronje eigenlijk?

Snouck Hurgronje gaat vervolgens onderzoek doen naar de Atjeeërs, een volk dat leeft in het noorden van Sumatra en een heilige oorlog voerde tegen de Nederlanders die verwoede pogingen doen de regio te veroveren. ‘Alleen voor geweld zullen ze zwichten’, schrijft hij. Hij wil wel een andere aanpak: geen dorpen platbranden maar met ‘zeer doelgerichte en snelle acties van kleine legereenheden’ de tegenstander ‘gevoelig slaan’ en tegelijk de banden aanhalen met welwillende lokale leiders.

De autoriteiten negeren eerst zijn adviezen. Maar als de beruchte militair bevelhebber Joannes van Heutsz na de nodige omwegen gouverneur van Atjeh wordt, krijgt Snouck Hurgronje een belangrijke rol als ‘gouverneursfluisteraar.’ Het lukt om met veel geweld Atjeh tijdelijk onder controle te krijgen.

Na deze heftige avonturen strijkt de islamoloog neer in Leiden, waar hij hoogleraar wordt en nog privélessen over de islam aan prinses Juliana geeft. Ook is hij van 1921 tot 1922 rector magnificus. Het contrast tussen het Rapenburg en de jungle van Atjeh moet groot zijn geweest voor hem.

Ook terug in Nederland steekt de dubbelzinnigheid weer de kop op. Snouck Hurgronje is in Indië twee keer getrouwd geweest. Zijn eerste Indische vrouw sterft bij de geboorte van hun vijfde kind. Zijn tweede Indische vrouw, waar hij ook een zoon mee krijgt, verstoot hij. Hij geeft zijn ex en zijn nageslacht wel financiële steun. In Leiden trouwt hij met een Nederlandse vrouw in een protestantse kerk. ‘Abd al-Ghaffar lijkt niet meer te bestaan,’ constateert Dröge dan ook.

Philip Dröge, Pelgrim, Uitgeverij Spectrum. 355 blz, € 19.99