Nieuws
Vrouwenbloed -Bodembacteri
donderdag 9 november 2017

Vrouwenbloed

Mannen die bij een bloedtransfusie vrouwenbloed krijgen, gaan gemiddeld ietsjes vaker dood in de periode daarna. Dat het gebeurt, was al bekend uit de literatuur, waarom het gebeurt nog niet. In artsenblad JAMA beschrijft een groep onderzoekers, onder leiding van de Leidse epidemioloog Rutger Middelburg, een studie die een stapje dichter bij een verklaring komt.

De wetenschappers volgden meer dan dertigduizend patiënten die ergens tussen 2005 en 2015 hun eerste bloedtransfusie hadden gekregen in Nederlandse ziekenhuizen. Van die patiënten waren er bij het sluiten van het onderzoek bijna vierduizend overleden. Dat lijkt veel, maar bloedtransfusies krijg je natuurlijk niet zomaar.

De ontvangers van vrouwenbloed waren een beetje oververtegenwoordigd, zo bleek. Specifieker: vrouwenbloed – maar alleen van vrouwen die ooit zwanger waren geweest – vergroot de kans om te overlijden een klein beetje – maar alleen bij mannen, en dan vooral mannen van onder de vijftig.

Van bloedplasmatransfusies was al bekend dat plasma van moeders gevaarlijk kon zijn voor mannen, maar het is onduidelijk of het kleine beetje plasma in een zakje bloed ook verantwoordelijk is voor de toegenomen sterfte hier.

Bodembacteriën

Een plant leeft vrijwel altijd bij de gratie van microbiologisch teamwerk. Tussen de wortels zitten allemaal bacteriën die de plant helpen met het opnemen van voedingsstoffen, en het op afstand houden van ziekmakers. De Leidse bioloog Jos Raaijmakers schreef mee aan een Nederlands-Braziliaanse studie naar bodembacteriën en bonenplantjes.

De biologen vergeleken een twee varianten van de bonenplant met elkaar: eentje die speciaal gekweekt was om resistent te zijn tegen de ziekmakende schimmel Fusarium oxysporum. Tussen de wortels van de ene en de andere bonenvariant wonen behoorlijk verschillende bacterie-populaties. Voor de kenners: de resistente boon had een complexer bacterieel netwerk, met meer pseudomonaceae, solibacteraceae en bacillaceae, zo valt te lezen in het ISME Journal.

Genetisch onderzoek liet zien dat die gemeenschap ook vaker stofjes afscheidt die de groei van schimmels of andere bacteriën tegengaan. Kortom: het lijkt erop dat die resistente bonenvariant in elk geval deels resistent is omdat hij goed is in het maken van de juiste ondergrondse vrienden. De volgende vraag is dan natuurlijk wát hem daar zo goed in maakt, maar die bewaren de onderzoekers voor een volgend artikel.

Dropouts

Hoogleraar jeugdpsychiatrie Robert Vermeiren is een van de auteurs van een artikel in Transcultural Psychiatry, over allochtone jongeren die stoppen met hun ggz-behandeling.

Samen met drie andere onderzoekers uit de jeugdzorg deed hij een literatuuronderzoek naar deze groep. Jongeren die tot een ethnische minderheid behoren, krijgen relatief weinig psychiatrische of psychologische hulp: het percentage autochtone leeftijdsgenoten dat zulke hulp krijgt is bijna twee keer zo hoog.

Als de jongeren met een migratie-achtergrond dan toch een behandeling voor hun problemen krijgen, stoppen ze daar vervolgens ook vaker mee, blijkt uit het artikel van Vermeiren en co. De mate van dropout verschilt per ethnische groep.

Jammer genoeg zijn bijna alle studies uit het literatuur-overzicht gedaan in de VS, en maakt dat het onduidelijk of de conclusie ook opgaat in, zeg, Leiden. Toch adviseren de auteurs psychotherapeuten om extra aandacht te geven aan het uitvalsrisico bij allochtone patiënten.