Wetenschap
Oude sleutels voor nieuwe sloten
Farmaceutische bedrijven in China en daarbuiten hebben steeds meer belangstelling voor de traditionele geneesmiddelen uit dat land. ‘Als je kunt bewijzen dat ze werken, ligt er een enorme markt voor je open.’
donderdag 5 oktober 2017

‘Er zit iets in, maar wat? We beseffen steeds beter dat we toch eens goed moeten kijken.’ Rob Verpoorte is emeritus-hoogleraar farmacognosie, de studie naar geneeskrachtige stoffen uit de natuur. Met ‘er’ bedoelt hij vrij veel verschillende dingen: de Ayurvedische geneeskunst uit het oude India, de groeiende aandacht – ook in Leiden – voor het beter inzetten van het placebo-effect, de kennis over geneesmiddelen bij de paar sjamanen en heksendokters die nog resteren, en de duizenden jaren ervaring en vastgelegde kennis van de traditionele Chinese geneeskunst.

‘Dat is nu echt een reveille in de medicijnenwereld’, zegt Verpoorte. ‘De Nobelprijs voor de geneeskunde in 2015 – die heel politiek was – is echt een keerpunt geweest.’ Die prijs werd verdeeld over twee ontdekkingen: de ene helft ging naar twee onderzoekers die avermectine ontdekt en geïsoleerd hadden uit bodembacteriën. Dat middel helpt tegen de wormen die rivierblindheid en olifantsziekte veroorzaken; aandoeningen die vooral de allerarmsten treffen. De andere helft van de Nobelprijs ging naar de Chinese onderzoeker Youyou Tu.

Sommige malariatabletten bevatten de stof artemisinine of daarvan afgeleide producten. Dat komt door Youyou Tu. Zij vond in eeuwenoude Chinese manuscripten aanwijzingen dat een bepaalde Artemisia-plant, de qinghao su, voorgeschreven werd aan mensen met langdurige koorts. Zo werd ze op het spoor gezet van de plant, en uiteindelijk de werkzame stof daarin.

Dat ene stukje traditionele Chinese geneeskunst werkt in elk geval, en redt duizenden mensenlevens. Valt er nog meer te winnen?

Wilgenbast

Dat is nog niet zo’n eenvoudige vraag. De traditionele kruidengeneeskunde van Europa bleek bij nader bestuderen regelmatig op een placebo-effect te berusten. En veel middelen die wél werken, zouden met de huidige manier van zoeken naar zuivere werkzame moleculen waarschijnlijk niet in de gebruikte tests worden gevonden. Pijnstiller en hartpatiëntenmedicijn aspirine is gebaseerd op het gebruik van wilgenbast als pijnstiller, diabetespil metformine komt uit een plant die geitenruit heet. ‘Dat zijn voorbeelden van dirty drugs: ze doen heel veel verschillende kleine dingen, en hebben daardoor een effect. Maar farmaceuten zoeken nu juist vooral naar stoffen die heel precies op één receptor-molecuul aangrepen, als een sleutel in een slot.’

Dat zoeken naar één specifieke stof zorgt ervoor dat een middel dat pas werkt als het in je lichaam chemisch verandert onder de radar kan blijven. Het leidt er ook toe dat je alle gevallen mist waarin twee of meer stoffen elkaars effect versterken. Juist dat is in de organismen waar de stoffen uitkomen heel belangrijk. Verpoorte: ‘Wij mensen gebruiken penicilline nu een jaar of zeventig, en eigenlijk is het wel weer gebeurd: onze ziekmakers zijn er immuun voor. Maar de Penicillium-schimmel waar we die stof uithaalden, gebruikt het al tienduizenden jaren met succes. Dat komt waarschijnlijk doordat die schimmel ook andere stoffen maakt die het effect versterken. Die truc gebruiken planten ook, en is in de Chinese geneeskunst heel belangrijk. Niet alleen krijgt de patiënt hele stukken van een plant, in plaats van één molecuul; het gaat meestal ook nog eens om een combinatie van verschillende planten, vaak wel twaalf of dertien tegelijk die allemaal een verschillende werking wordt toegedicht, meestal ter ondersteuning van een hoofdbestanddeel.

De laatste jaren is het echter steeds makkelijker om wetenschappelijk aan de slag te gaan met complete stoffen in complete mechanismen, in plaats van één sleutel en één slot. Verpoorte: ‘Het slot zit altijd op één en dezelfde deur, of een doos van Pandora. En je vindt hooguit een betere sleutel, maar nooit wat nieuws.’ Dankzij technieken die naar hele verzamelingen van moleculen kijken, de zogeheten –omics, krijgen wetenschappers beter zicht op nieuwe deuren.

Data in de ruis

‘Wij keken bijvoorbeeld naar een plant uit Mexico, die door de lokale gemeenschappen anders wordt gebruikt, afhankelijk van waar hij groeit. Er zit in de exemplaren die aan de kust groeien iets anders dan in de rest, lijkt het wel. Als je zo’n plant analyseert, zie je ook verschillende signalen. Dat blijken dan meerdere verbindingen te zijn die correleren met de gemeten werking. Ergens in de ruis is data te vinden.’

Met de technologie in de vingers en de zegen van het Nobelprijscommittee op zak, gaan steeds meer bedrijven op zoek naar het volgende topmedicijn in de traditionele geneeswijzen. In China en India zijn de geneeswijzen goed vastgelegd en bewaard gebleven, en er zitten ambitieuze farmaciebedrijven die graag het spel mee willen spelen. ‘Nationalisme speelt wel mee, maar het draait vooral om de enorme mogelijkheden om geld te verdienen. Als je kunt bewijzen dat iets net zo goed werkt als de bestaande medicijnen – of nog beter – ligt er een enorme markt voor je open. En als Westerse bedrijven er niet achteraan gaan: prima.’

In een recent artikel in Biochemical Pharmacology zet Verpoorte samen met een aantal Chinese collega-onderzoekers een aantal middelen uit dat land op een rijtje. Een gedeelte ervan zit op het moment van schrijven in een klinische trial: een onderzoek dat de werkzaamheid beoordeelt, en essentieel is voor toelating op de markt. Een middel op basis van groene thee tegen genitale wratten, en een diarreeremmer uit de drakenbloedboom zijn daar al succesvol doorheen gekomen.

Toch is Verpoorte voorzichtig als hem gevraagd wordt welke blockbusters er nog meer aankomen. ‘Er zitten tumorbestrijdende middelen bij, maar kanker is niet één ziekte, dus zal er ook niet één kankerkiller opduiken. Het probleem is bovendien dat de Chinese aanpak wezenlijk anders is dan de Westerse. Een geneesheer kijkt daar veel meer per patiënt wat volgens hem of haar nodig is. Er is ook veel meer aandacht voor preventie, in plaats van voor het behandelen van symptomen. Dan is het ook al een stuk moeilijker om aan te tonen dat het werkt. Het mooie is wel dat er heel veel patiënten zijn die de middelen toch al nemen, dat maakt het onderzoek weer wat makkelijker.’