Achtergrond
Als wij 't niet snappen ligt 't aan ons
Radio-interviewer Gina komt uit een bevindelijk-gereformeerd milieu en kijkt terug op haar leven, haar liefdes en haar Leidse studententijd. Een voorpublicatie uit Hoor nu mijn stem, de nieuwe roman van Franca Treur.
donderdag 5 oktober 2017
Het Laatste Oordeel, door Lucas van Leyden. Het werk logeert tijdelijk in het Rijksmuseum, maar hangt vanaf 2019 weer in de Lakenhal.

Al een jaar lang fietste ik wekelijks over de Oude Singel naar mijn schoonmaakadres en passeerde daar een oud gebouw dat ik altijd registreerde als: een mooi oud gebouw. Op een dag stopte ik er om het beter te bekijken. Het was een museum, het werd de Lakenhal genoemd en je kon er, zo las ik op het bordje, met je collegekaart goedkoop in, dus ging ik er naar binnen.

Ik maakte een rondje langs de oude schilderijen. Het viel me op dat de andere mensen die er rondliepen een stuk langer naar een schilderij keken dan ik, en dus bleef ik een hele tijd stilstaan voor een levensgroot klokvormig gevaarte dat Het laatste oordeel heette. Volgens het bordje was het geschilderd door een zestiende-eeuwse schilder, Lucas van Leyden. Het was een kleurig geheel van een hemel links en een hel rechts en Jezus bovenin in het midden, met zijn voeten op een soort grote sneeuwbalwolk, aan weerskanten geflankeerd door in totaal twaalf mannen, die zeker de apostelen voorstelden. Ik vond het allemaal heel erg rooms. Protestanten beeldden de Heere Jezus niet af, en ook geen engelen. De engelen hadden bijzonder mooie kleren aan, en de mensen over wie geoordeeld werd waren allemaal naakt.

Nu ja, allemaal… Zo heel veel mensen stonden er nu ook weer niet op. Een stuk of vijftig maar, en nog wat groepjes helemaal in de verte. Het zou toch, zelfs in de zestiende eeuw al, toen het geschilderd werd, bij de Rechterstoel stukken drukker moeten zijn. We waren sinds kort met zes miljard op aarde, en alleen al in Nederland, wist ik toevallig omdat ik dit semester intensief met statistieken bezig was, gingen zo’n vierhonderd mensen per dag dood. Die moesten snel allemaal geoordeeld worden, want die volgende dag waren er alweer vierhonderd nieuwe doden. En de dag daarna ook weer. Al de levens van die doden moesten helemaal worden doorgenomen, van wieg tot graf.

Ineens kreeg ik een schok.

Vroeger, wanneer ik alleen in de keuken was en koekjes uit de trommel stal, had ik altijd het idee dat dat ergens werd geregistreerd.

Dat alles wat ik deed vanuit de lucht werd gefilmd en dat dat bij iedereen zo was. Boven elk mens stelde ik me een camera voor met een heel lange filmrol erin die afgespeeld werd op het moment dat je in het hiernamaals stapte. Maar die film moest dan dus, bedacht ik nu, superversneld worden afgespeeld, want anders zou hij precies zo lang duren als al die levens zelf, en daar was met zo veel te oordelen doden geen tijd voor. Deze gedachte gaf me een instant opgelucht gevoel, want die film had me altijd dwarsgezeten. Niet alleen ten aanzien van God, maar juist ook tegenover de mensen die meekeken. Ze zouden te zien krijgen hoe je er van achteren uitzag als je onder de douche stond. Altijd als ik daaraan dacht, raakte ik buiten mezelf van schaamte. Bloot te moeten zijn was de ergste vernedering die ik me kon voorstellen.

Maar goed, na die vierhonderd films op die ene dag had de Heere Jezus alleen nog maar Nederland gehad, een onbeduidend klein landje op de wereldbol. Op het Afrikaanse continent stierven ze helemaal bij bosjes. Daar had Lucas van Leyden duidelijk ook niet aan gedacht, want zijn dode zielen waren zonder uitzondering blank en rossig van haar. Ik bekeek de hel nog eens goed. Het was de pikzwarte muil van een monster en je werd er volgens deze roomse schilder heen gestuurd door donkerbruine aapmensen met een lange staart. Dat was hoe Lucas van Leyden zich de duivel en zijn trawanten voorstelde, maar in de Bijbel las je nergens over die staart. In mijn eigen beleving hadden duivels altijd vliezige vleugels gehad, maar wellicht was dat evenmin Bijbels.

Over het immense karwei van het oordeel begon ik aan tafel.

De beide Hansen waren er niet, maar Sander was thuis, en ik had Elsa van psychologie uitgenodigd om te komen eten. Ik wist niet of je Elsa en mij vriendinnen moest noemen. Het was meer dat we tot elkaar waren veroordeeld, omdat we bij onze studie in dezelfde mentorgroep zaten en allebei lid waren van Armaturam Dei. We maakten er gewoon het beste van. Vanwege mijn museumbezoek was ik laat, dus kookte ik rijst en goot ik een pot Chicken Tonight leeg in een steelpan, zoals de jongens ook altijd deden. Ik deed er een opscheplepel bij, die meteen onder de saus verdween.

Ze hebben er deze keer erg weinig kip door gedaan, zei ik terwijl ik de lepel eruit viste en begon op te scheppen.

Je bedoelt: jíj hebt er erg weinig kip door gedaan, zei Elsa. Ze keek schuin naar Sander, die hard begon te lachen.

Moet je die dan nog apart kopen? Gelukkig, ze waren allebei de beroerdsten niet. Ze aten het zonder mankeren op.

Ik maakte er een heel nummer van dat ik naar een museum was geweest. Lucas van Leyden zei Sander niks. Elsa ook niet, ze ging nooit naar een museum, maar wat het oordeel betrof zag zij het probleem niet. Voor de Heere is toch niets te wonderlijk? Als Hij over het water kan lopen en water in wijn kan veranderen en opstaan uit de dood en alles, dan kan Hij ook op Zijn tijd alle mensen richten, zei ze, tevreden dat er gewoon een verklaring voor was.

Bovendien zijn voor Hem duizend jaren als een dag en een dag als duizend jaar. Dit citeer ik, maar dat mag wel even, vind je niet?

Van mij mag het, zei Sander royaal.

Elsa voelde zijn ogen en kreeg een kleur. Waarom, zei ze tegen mij, vind jij het eigenlijk zo belangrijk om vraagtekens te zetten bij Zijn almacht?

Ja, waarom?

In elk geval wisten we wel waardóór. Elke refo wist het. Dat was je gebrek aan vertrouwen, en het was een zonde. Het was dan ook geen vraag, maar een reprimande van het type dat ik maar al te goed kende, en ik trok meteen, automatisch, het boetekleed aan. Ik weet niet, het was denk ik een moment van aanvechting, zei ik.

Soms heb ik dat. Toen zag ik Sander hevig geïnteresseerd naar me kijken, en hoewel ik me steeds dieper schaamde, ging ik door over het verstand dat het geloof soms in de weg zit. Of het Sanders geknik was of iets anders, geen idee, maar ik raakte in een soort trance en begon te ratelen over de ongelofelijke verhalen in de Bijbel. Ik bedacht alles min of meer ter plekke, het was helemaal niet zo dat ik al jaren met deze vragen rondliep, althans niet op een prangende manier. Toch vloeide het uit me alsof dat wel zo was. En toen ik eindelijk klaar was zei ik: Het is gewoon zo moeilijk te geloven allemaal.

Wat dan precies? vroeg Elsa. Ik zag hoe ze vanuit haar ooghoeken naar Sander keek, alsof ze zijn goedkeuring wilde. Ieder meisje dat Sander zag, trok haar navel naar binnen en haar schouders naar achteren. Ik deed het ook, en Elsa was ook geen uitzondering.

Alles, riep ik. De pratende slang, de pratende ezel, de vis waar Jona drie dagen in zat en waar hij levend uit kwam. Ik kon niet meer ophouden: het splitsen van de Rode Zee, het regenen van brood in de woestijn, vurige paarden en wagens in de lucht, de geboorte uit een maagd, en dat wat jij zei, over het water lopen, onreine geesten in zwijnen drijven, uit de dood opstaan, de hemelvaart, gewoon de hele Bijbel. Je kunt er toch met je verstand niet bij? Het is allemaal… Op dit punt begon ik te stotteren, want door de muren en de ramen en het dak heen voelde ik de ogen van de Alziende, en ik kreeg het ongelofelijk heet. Het is allemaal echt heel moeilijk te vatten, zei ik, en ik klemde mijn lippen op elkaar. Je moet zulke dingen eigenlijk helemaal niet zeggen. Het is beter om zoiets voor jezelf te houden.

Als wij dat niet snappen ligt dat aan ons, niet aan God, zei Elsa vroom. Bij de Heere is niets onmogelijk. De warmte in de keuken had haar kapsel losser gemaakt. Er krulden plukjes rond haar gezicht. Ze trok het elastiek uit haar haar, kamde het met haar vingers en trok het elastiek er weer omheen. Haar borsten gingen met haar opgetilde armen mee omhoog. Geloof moet je geschonken krijgen. Je moet worden als een kind.

Professor Van den Akker zegt dat wonderen alleen worden waargenomen door onbetrouw…

Je gelooft toch niet wat Van den Akker allemaal zegt? Onderbrak Elsa me. Ze sprak ‘Van den Akker’ uit met een vies gezicht.

Natuurlijk niet.

Want zo klinkt het wel een beetje.

Ik zweeg beschaamd.

Je zin voor de werkelijkheid komt hiertegen in opstand, zei Sander, onverwacht begripvol. Hij schoof zijn stoel achteruit en ging met zijn benen over elkaar zitten.

Een elektrisch schokje vlamde door mijn liezen. Ja, dat bedoel ik precies! Neem nu het laatste oordeel, want daar was het mee begonnen, en ik had dat verhaal nog niet afgemaakt. Vierhonderd doden per dag alleen al uit Nederland. Die, plús de enorme aantallen doden uit de andere landen. In China zijn ze met een miljard, moet je nagaan, hoeveel doden dat zijn per dag? Ik praatte vlot en onverschillig over de onmogelijkheid van een zorgvuldige eerlijke rechtsgang, maar toen ik ophield met praten, huilde ik.

Franca Treur

Franca Treur (1979) studeerde Nederlands en literatuurwetenschap in Leiden en werkte als freelancer voor Mare.
Haar debuutroman Dorsvloer vol confetti (2009) is ruim 150.000 keer verkocht, won zowel de Selexyz Debuutprijs als de Jan Bruijns-prijs en werd in 2014 verfilmd.
Na haar tweede roman De woongroep en de verhalenbundel X&Y, verschijnt vandaag Hoor nu mijn stem. Prometheus, 320 pgs, € 22,50