Columns & opinie
Geen commentaar: Waarom geen teamprijs?
donderdag 21 september 2017

Zou er over twee weken weer eens een Nederlander een Nobelprijs winnen? Het valt niet helemaal uit te sluiten, maar erg waarschijnlijk is het niet. Gelukkig zijn er ook de Spinozapremies, door de uitreiker ervan zonder spoortje ironie aangeduid als de ‘Nederlandse Nobelprijzen’.

Behalve Spinozapremies kent Nederland vanaf volgend jaar ook de Stevinpremies. Van dezelfde uitreiker (de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek), evenveel geld (2,5 miljoen), maar dan voor toegepaste wetenschap.

Die ‘toepassing’ mochten we vooral heel breed zien, benadrukte de subsidieverstrekker: ook als er geen cent mee te verdienen valt, kan iets waarde voor de samenleving hebben. Alfa-wetenschappers maken dus eveneens kans, in theorie tenminste. Het geld voor de prijzen komt direct van het ministerie, en gaat dus niet ten koste van het NWO-budget.

So far so good.

Je kunt je natuurlijk afvragen of tien subsidies van een kwart miljoen niet effectiever zouden zijn. Je kunt nu al voorspellen dat de winnaars van die Stevinpremies sowieso eigenlijk helemaal niet zo om geld verlegen zitten. Dat zijn, net als bij de Spinozapremies, toch al wetenschappers die goed zijn in het binnenhalen van onderzoeksgeld.

Als de toepassing in kwestie toevallig wél geld oplevert, hoeft die premie al helemaal niet meer. Je kunt je ook eens achter de oren krabben over de vraag of dat extra geld ook betekent dat er meer, of betere, toepassingen komen. Fundamentele wetenschap schept altijd nog meer vragen, maar is dat bij valorisatie ook zo? Is een vraag dan niet op een gegeven moment beantwoord? Kan een product niet aan de markt worden overgelaten?

Er is echter nog iets mis met de Stevinpremie: hetzelfde als met heel veel andere zakken geld voor wetenschap. Hij gaat naar één persoon, en dat is onzin. Wetenschap en innovatie zijn meer en meer teamsporten. Natuurkundige Jaap Kistemaker (zie pagina 7) schreef erover: ‘Het is nooit een “one-mans-show” (sic). Het vereist een groep van toegewijde medewerkers, en leiders die nooit stilzitten (…), goed kunnen luisteren en vrienden maken.’ In het ideale geval is er ook nog iemand die je spelfouten corrigeert.

Alle lof voor de mensen die verder kijken, maar ze staan op de schouders van reuzen: de analisten, de postdocs met wie ze brainstormen, de promovendi die data binnenharken, en óók die uitgebluste docent aan het einde van de gang, die vooral onderwijs geeft en er dus voor zorgt dat de rest geen last heeft van studenten, altijd zo hinderlijk aanwezig op een universiteit.

Immers: als het Nederlands elftal kampioen wordt, geef je ook niet alleen een prijs aan coach Sarina Wiegman, of sterspeler Lieke Martens.

Zou het niet mooi zijn geweest om bij de invoering van zo’n nieuwe prijs, ook een nieuwe manier van uitreiken te verzinnen? Een premie voor het hele team, in plaats voor één van de leden ervan. Een prijs die juist de samenwerking benadrukt en bevordert?

Zo’n prijs noem je natuurlijk niet naar een relatieve Einzelgänger als Simon Stevin, die wetenschap bedreef op een manier die nu niet meer zou kunnen. Maar het is nog niet te laat om er de Kistemakerpremie van te maken.

Bart Braun