Columns & opinie
Column: Alcohol is God
donderdag 17 augustus 2017

Ik drink geen alcohol. Velen zien in mij, met een mengeling van afkeer en verwondering, een louche onwetmatigheid in de formule van Het Studentenleven. Want waarom niet drinken als je dat ook gewoon wel kunt doen?

De redenatie dat ik alcohol af zou slaan uit eventuele religieuze overtuigingen, heeft me altijd al bijzonder geboeid, aangezien enkele van de grootste drinkers die ik ken daarnaast fervent kerkbezoekers zijn. Met hippe christelijke studentenvereniging, pocketbijbel en allerlei andere merchandise. Maar wel met twee biertjes per dag. Je bent immers student.

Anderen zoeken mijn redenen in de topsporthoek. Mijn UB-kaart op cruciale momenten kwijtraken is de enige sport die ik beheers en dat zou ook met alcohol wel lukken. Soms vragen mensen of ik “uit principe” niet drink. Dat lijkt me wel wat. Om de zoveel tijd met je vuist op tafel slaan en iets brallen over principes. Alleen komt zoiets vaak beter uit de verf met drank op.

Toen ik in Leiden kwam studeren maakte ik meteen kennis met de haast religieuze status van alcohol. In de introductieweek drinkt iedereen, op welk tijdstip en in welke vorm dan ook. In alle weken erna ook. Alcohol is God en God is alcohol.

‘Hè, doe nou gewoon gezellig’, verzucht men bij een dienblad met vijf bier en één ijsthee, of – nog zo’n klassieker – ‘maar je moet het leren!’ Ik heb ooit met een glas appelsap op een biercantus gezeten. Een bijzondere ervaring die me leerde dat de menselijke geest veel facetten kent en dat ik nooit meer naar een biercantus moet gaan. Iemand vroeg me eens bezorgd of ik soms vervelende ervaringen met alcohol had. Om drank af te slaan moet je wel een heel goede reden hebben, is de gedachte.

In Rusland, geloof het of niet, kijken ze daar anders tegenaan. Toen ik een semester in Sint-Petersburg studeerde, hoorde ik na de ontboezeming regelmatig ‘Wauw! Een echte patriot!’ Al liggen daar ook allerlei wonderlijke ideeën aan ten grondslag die dit verhaal een heel andere kant op zouden leiden.

Drinken maakt ook in het verenigingsleven deel uit van de gebruiken – mores schijn je ze te moeten noemen als je er echt bij wilt horen. Probeer maar eens op een constitutieborrel te staan zonder glas bier. Of als toproeier de hoon van je dispuutsgenoten te doorstaan. Bestuursleden van verenigingen leren elkaar beter kennen door bestuurskamerkroegentochten, waarbij het bestuur van kamer naar kamer zwalkt.

In de Leidse studentencultuur is alcoholgebruik heel vanzelfsprekend, terwijl je prima zonder kunt. Er is echter wel een ijzeren wil vereist voor dit ongezellige dissidentschap. Anders staat er zo een biologische jenever-tonic met gemberbier voor je neus die je ‘echt wel op andere gedachten zal brengen’. En dat moet je natuurlijk niet hebben.

Ook zul je een waterdicht antwoord op de waarom-vraag moeten verzinnen. Een vraag die mensen zoals ik minstens een keer per cola gesteld wordt.

Waarom ik niet drink? Gewoon, daarom. Laat me.

Marit de Roij is student geschiedenis en Russische Studies