Wetenschap
Blowers blijven low
Wie blowt maakt niet alleen meer fouten, maar heeft dat ook nog eens minder goed in de gaten. Dat ontdekte psycholoog Mikael Kowal, met behulp van een Leidse wietplacebo.
donderdag 17 augustus 2017

Als je onderzoek wilt doen naar wietgebruik, komt er een methodologisch probleem om de hoek kijken. Want wie de gevolgen van wat dan ook wil onderzoeken, moet een controlegroep hebben. De proefpersonen in die groep mogen bovendien niet van zichzelf weten dat zij er alleen maar zijn als vergelijkingsmateriaal. Bij onderzoek naar pillen is dat makkelijk: je maakt twee groepen en geeft de ene helft werkzame pillen, en de andere helft pillen met niks. Als je voor je wietproef echter de ene helft een dikke joint geeft, en de andere helft een Marlboro light, dan weten alle deelnemers meteen of ze de controlegroep zijn of niet.

Je hebt een betere placebo nodig: nepwiet.

Die bestaat. Bedrocan, het bedrijf dat medicinale wiet kweekt voor apothekers en de huidige werkgever van Kowal, produceert ook placebo-cannabis. Dat doen ze op het Leidse BioSciencePark.

Kowal: ‘We hebben een methode die alle aan THC-verwante stoffen eruit haalt. Daarbij verwijderen we ook de zogeheten terpenoïden, die de specifieke wietgeur en –smaak geven. Die terpenoïden stoppen we dan weer terug. Voor elke kilo placebo hebben we twee kilo actieve cannabis nodig, maar het eindresultaat ziet er precies hetzelfde uit. Het smaakt en ruikt niet alleen naar cannabis: het lijkt zelfs op de specifieke wietvariant die je hebt gebruikt.’

De belangrijkste tak van het onderzoek draait om een verschijnsel dat psychologen error monitoring noemen. Bij alles dat je bewust doet, houden je hersenen een oogje in het zeil. Gaat er iets fout, dan geven ze dat aan zodat je – hopelijk – kunt corrigeren. Als je proefpersonen elektrodes op het hoofd plakt, kun je die error monitoring meten in twee signalen elektrische activiteit in het brein.

Het ene signaal heet de ‘foutpositiviteit.’ Dat is een signaal waardoor mensen zich er bewust van zijn dat ze een fout hebben gemaakt. Die foutpositiviteit heeft vermoedelijk veel te maken met het ‘Oeps-gevoel’ dat je krijgt als je auto een stoeprand schampt of als Super Mario in een gat valt, maar het is niet precies hetzelfde. Het is een soort brandalarm; een veel groter deel van je hersenen besluit of er echt brand is.

Het andere signaal is de zogeheten fout-gerelateerde negativiteit. ‘Die zie je iets eerder, en dat is juist iets waarvan je je niet bewust bent. Het is een basaal proces dat in je hersenen aan de gang is’, legt Kowal uit.

Kowal en co verzamelden 61 proefpersonen die regelmatig cannabis gebruikten, onder meer door briefjes op te hangen in coffeeshops. De groep werd opgesplitst in drie subgroepen: eentje die een hoge dosis THC kreeg, eentje met een lage dosis, en een controlegroep met de speciale placebowiet. Inhaleren ging via een mediwiet-verdamper.

Eerste conclusie: de placebo bleek daadwerkelijk mensen te kunnen foppen. Kowal: ‘Dit waren mensen die tenminste twee jaar lang tenminste twee keer per week blowden. De meesten van hen zaten daar zelfs ver boven. Connaisseurs, zou je verwachten, maar op twee mensen na dacht iedereen dat ze gewoon de lage dosis hadden gekregen.’

De stoners kregen een proefje waarbij ze snel moesten reageren op informatie op het scherm. De maximale reactietijd was expres zo kort ingesteld dat iedereen wel fouten moést maken. Het signaal voor fout-gerelateerde negativiteit was verminderd bij de groep die een hoge dosis THC kreeg. Zowel een hoge als een lage dosis had effect op het signaal voor foutpositiviteit.

Oftewel: je maakt niet alleen meer fouten als je blowt, je hebt het ook nog eens minder goed in de gaten. Ook als je een ervaren blower bent voor wie de effecten van cannabis niet verrassend of overrompelend zijn. Dat maakt het moeilijker om van je fouten te leren, en dàt zou het verslaafden moeilijker kunnen maken om te stoppen met blowen, vermoedt Kowal.

In een andere proef onderzocht Kowal de invloed van cannabis op bepaalde denktaken. De proefpersonen kregen onder meer een brainstorm-opdracht. ‘Daarbij moesten ze bijvoorbeeld zoveel mogelijk manieren verzinnen om een pen en een schoen te combineren’, legt Kowal uit. Een hoge dosis THC zorgde voor een slechtere score, een lagere dosis had geen meetbaar effect.

Beide uitkomsten zijn opmerkelijk, want er heerst een wijdverbreid geloof dat je van blowen juist creatiever zou worden. Kowal: ‘Dat is ook wat je zou verwachten: als een middel je remmingen vermindert, zou je beter moeten worden in dit soort denk-opdrachten. Misschien dat je een andere uitkomst krijgt als je mensen een creatieve opdracht geeft die aansluit op hun interesses: de muzikant liedjes laten maken, en de tekenaars tekeningen. Maar ja, hoe kan je dan nog onderzoeken of het werkt?’ (BB)