Wetenschap
Ze zijn helemaal niet eng
Kinderartsen zouden meer uit ziekenhuisclowns kunnen halen, denkt arts-onderzoeker Lennard van Venrooij.
woensdag 12 april 2017
Robin Williams als de eerste ziekenhuisclown Patch Adams, in de gelijknamige film.

Als ziekenhuisclown kom je echt wat brengen’, vertelt Jacqueline Kaptein, teamleider bij de Stichting CliniClowns Nederland. ‘Je schat in een split-second in wat er in een ruimte aan de hand is, en slaat een brug tussen de fantasiewereld en het kind. We nemen het kind mee in een nieuwe wereld van verbeelding, afgestemd op wat het kan en nodig heeft. Daardoor kan een kind weer even kind zijn, in plaats van patiënt.’

Een ziekenhuisclown is dan ook niet een veredelde oppasmoeder die de kankerpatiëntjes er op een achternamiddag even bij doet, benadrukt ze. Het is een baan waar mensen met een theater-achtergrond op kunnen solliciteren, en die begint met een verdere interne opleiding. Cliniclowns heeft 76 clowns in dienst, die jaarlijks meer dan honderd ziekenhuizen en andere instellingen bezoeken.

Nederland is daar niet uniek in. De eerste ziekenhuisclown, Hunter ‘Patch’ Adams, begon in de jaren ’70, en sindsdien hebben naast de VS en Europa ook onder meer Israël, Brazilië, Zuid-Afrika en Australië clowns in hun ziekenhuizen rondlopen.

Google

‘Ik heb onderzocht hoe kinderartsen en kinderartsen-in-opleiding tegen die clowns aankeken’, vertelt arts-onderzoeker Lennard van Venrooij. ‘Ik was aan het wachten tot mijn co-schappen zouden beginnen en was aan het denken over wat ik zelf leuk vind. Ik hou van muziek en verhalen schrijven, dus ik typte “creativiteit AND geneeskunde” in bij Google. De eerste hit waren ziekenhuisclowns. Dat zette me aan het denken: wat doen ze nou? En hoe wordt daar vanuit de artsen naar gekeken?’

Hij hield gesprekken met veertien kinderartsen van het Leids Universitair Medisch Centrum en het Hagaziekenhuis in Den Haag. ‘Over het algemeen zijn de artsen positief, ook als ze zelf wat huiveriger voor clowns zijn’, vat hij zijn conclusie samen. ‘Daarnaast hebben ze hun twijfels over de klinische effectiviteit van ziekenhuisclowns.’

Dat is begrijpelijk. Hoewel er al zo’n veertig jaar geclownd wordt in ziekenhuizen, is het aantal onderzoeken naar de werkzaamheid daarvan beperkt. Een overzichtsartikel uit 2016 in het European Journal of Pediatrics – hetzelfde blad waarin Van Venrooij zijn studie publiceerde – vond in totaal 19 studies, waarvan er zestien genoeg op elkaar leken om statistisch bijeen geveegd te worden in een meta-analyse.

Dat is niet zo veel, vooral niet omdat de aanpak van clowns per land – en misschien wel per clown – sterk kan verschillen. De ene studie kijkt naar een andere leeftijdsgroep dan de andere studie. Je kan voor het behandelend personeel moeilijk geheim houden dat er een clown op hun afdeling in de weer is met ballonnen en jongleerballen, en dus is je studie niet dubbelblind. Je wil eigenlijk effecten van de clowns op de hoeveelheid stresshormoon in het bloed meten, maar dat is hartstikke zielig bij kindjes die toch al bang en doodziek zijn. Het is, kortom, geen glashard dichtgetimmerde evidence based medicine, allemaal.

Stress

Maar toch: vrijwel alle studies vinden een positief, en geen enkele een negatief effect van ziekenhuisclowns. Samengeveegd in die meta-analyse ziet het er goed uit voor de clowns. De kinderen zijn minder bang, zijn meer afgeleid, en artsen hoeven ze minder vaak een kalmeringsmiddel te geven als voorbereiding op iets ingrijpends als het plaatsen van een narcosekapje. Ook de stress van de ouders lijkt te verminderen.

‘Het blijkt dat de clowns toch echt wel positief zijn voor de kinderen’, vat Van Venrooij de literatuur samen. ‘Ik denk dat er heel veel kansen liggen; de ziekenhuisclown heeft heel veel potentie. Je zou ze zelfs als een interventie op zich kunnen zien.’

Wat nog nauwelijks onderzocht is: waarom specifiek een clown? Zou een ziekenhuiskabouter of -Teletubbie niet net zo goed of beter kunnen werken? Van Venrooij: ‘Er is een proef gedaan waarin als controle iemand in een konijnenpak meedeed. De clowns werkten toen beter, misschien omdat die toch wat menselijker zijn.’

De artsen in zijn eigen studie gaven aan dat de samenwerking nog soepeler kan: bijvoorbeeld als de clown zich eerst even komt voorstellen en overlegt over bij welke patiënt ze het beste kunnen beginnen. En uiteraard mogen ze de medische interventies niet in de weg zitten.’ Het merendeel van de artsen vond dat de verantwoordelijkheden van artsen en clowns gescheiden zouden moeten blijven.

Dat hoeft niet per se: in Israël zijn de clowns echt onderdeel van het behandelingsteam. ‘Of dat in Nederland ook een goed idee zou zijn? Dan zou je echt eerst beter moeten onderzoeken hoe je zoiets aan moet pakken. Wat moet er gerealiseerd worden om de clowns optimaal tot bloei te laten komen?’

Terrorclowns en clowns-angst

Grote mensen lijken vaak banger voor clowns dan kinderen. Dat is niet zo gek: kinderen kennen vooral clowntje Bumba, terwijl volwassenen ook geconfronteerd zijn met It, Batman’s aartsvijand Joker en de echte killer clown John Wayne Gacy, die zijn clownskostuum gebruikte om tientallen jongens te verkrachten en daarna te wurgen. 

Toch blijkt ook één procent van de Israëlische kinderen een duidelijke clown-angst te vertonen, ontdekten onderzoekers uit dat land. Ze kruipen weg, of barsten in huilen uit zodra de clown de kamer in komt.

Opmerkelijk genoeg bestaat er wel een woord voor clown-angst – coulrofobie – maar géén duidelijke definitie.

‘Het is echt een onopgehelderd fenomeen’, zegt Van Venrooij. ‘De psychiatrie-gids DSM schaart het onder de specifieke fobieën, maar heeft er geen eigen aanduiding voor. Die Israëli’s hadden het over een “irrationele angst voor clowns”, maar je kunt je afvragen hoe irrationeel die angst precies is, als er tijdenlang terrorclowns in het nieuws zijn geweest. Ik zou heel graag onderscheid willen maken tussen coulrofobie enerzijds, en anderzijds de lichte spanning die er bestaat tussen ziekenhuisclown en kind, die juist heel positief kan worden gebruikt. Pas als we het erover eens zijn wat die fobie precies is, kun je er onderzoek naar gaan doen.’

Bart Braun