Achtergrond
De jacht op geroofd erfgoed
Beter laat dan nooit: een Leidse en twee Syrische archeologen pogen door ISIS geplunderde vondsten te identificeren. ‘Andere landen proberen hun opgravingen te redden. Nederland deed niets.’
donderdag 30 maart 2017
Het museum van Raqqa, vlak na het bombardement in november, 2014. ‘We zagen ons levenswerk in rook opgaan.’ Foto Nour Fourat/ANP

 ‘Als je door Noord-Syrië rijdt, zie je talloze heuveltjes’, zegt Olivier Nieuwenhuijse. ‘Daar woonden mensen. Als je daar gaat graven, kan je er zeker van zijn dat je een nederzetting vindt. Tot 2010 was Syrië een archeologische hotspot.’

Met zijn collega’s werkte de Leidse archeoloog tientallen jaren in Noord-Syrië. De vondsten werden opgeslagen in een depot, en de topstukken gingen naar het museum in Raqqa. ‘Kleitabletten, munten, gouden sieraden, alles van edelmetaal, alles met teksten, of bijzondere prehistorische beeldjes. Dus dat museum was heel waardevol.’ Maar de stad viel in 2012. ISIS plunderde het depot, en waar de topstukken nu zijn, weet niemand.

Het was een aanzet voor de start van het project Focus Raqqa. Nieuwenhuijse en twee Syrische archeologen, Khaled Hiatlih (33) en zijn vrouw Rasha Haqi (33), koppelen foto’s uit archieven van archeologen die in het gebied opgravingen hebben gedaan aan inventarislijsten die ze uit Syrië krijgen aangeleverd. Als de objecten die tijdens de plunderingen verloren zijn geraakt weer komen bovendrijven in de kunsthandel, kunnen ze worden geïdentificeerd, en kan Syrië ze opeisen.

Het is een pilot, waarbij ze zich richten op de belangrijkste vijfhonderd objecten. Bij succes hopen ze meer geld te krijgen en een groter project op te zetten.

Nieuwenhuijse: ‘Ik denk dat veel stukken nog in omloop zijn binnen Syrië, of daarbuiten. Ooit komen ze tevoorschijn. Dat je een zak met botten weggooit, wil ik wel geloven. Maar kleitabletten leveren veel geld op. En mensbeeldjes ook. Ik zag er laatst eentje op een veiling liggen voor 1600 euro.’

‘En dat is het punt: als dat gebeurt, weet niemand dat die spullen uit Raqqa afkomstig zijn. Want er verschijnen duizenden kleitabletten, prehistorische beeldjes en stukken Middeleeuws islamitisch aardewerk op de markt. Er zijn hele veilingen die zich daarin specialiseren. Dus dan moet je daar net iemand hebben die de spullen toevallig kent, en die kans is heel klein. En zelfs als de Syrische overheid dat al door zou hebben, zouden ze heel weinig kans hebben om de spullen in beslag te laten nemen. Want ze hebben wel inventarislijsten, maar geen goede foto’s. Die liggen hier, in de Westerse archieven. En die proberen we aan elkaar te koppelen.’

Leiden is laat, zegt Hiatlih (33). Hij vluchtte drie jaar geleden naar Nederland. Een van de eerste dingen die hij deed bij aankomst, was het kantoor van Nieuwenhuijse binnenstappen. ‘Ik kwam klagen. Andere landen proberen hun opgravingen te redden. Nederland deed niets.’

‘Duitsland heeft de grootste projecten. Frankrijk heeft in Beirut een trainingsprogramma opgezet. Italië helpt bij de reconstructie. Zelfs Canada en het verre oosten doen mee: in Japan wordt een boek uitgegeven met de honderd beste archeologische plekken van Syrië. In Syrië kent iedereen Leiden, en de Leidse archeologen. Neem 15 tot 17 mensen, train ze, en betrek ze bij de projecten.’

Dat Leiden er niet eerder bij was, heeft volgens Nieuwenhuijse meerdere redenen. ‘De Nederlandse politiek is niet goed in het onderhouden van institutionele banden met het buitenland. Het heeft een kortetermijnvisie, en een nieuwe overheid kan zo’n instituut zo sluiten. De Leidse dependance in Damascus ging na tien jaar dicht. Het uitgangspunt zou moeten zijn: we blijven in Syrië.’

‘Daarnaast heeft het te maken met de financiering. In andere landen is er gewoon een zak geld beschikbaar. Vanuit ons perspectief is dat luilekkerland. Wij moeten voor elk project zelf budget vinden.’

De val van Raqqa kwam onverwacht, waardoor de vondsten niet in veiligheid waren gebracht. Nieuwenhuijse: ‘Syriërs dachten in principe dat Raqqa niet zou vallen. De Syrische Oudheidkundige Dienst had uit voorzorg andere provinciale musea geëvacueerd. Alle stukken waren ingepakt, in vrachtwagens geladen en naar Damascus gebracht, waar ze nu nog steeds liggen. Maar Raqqa hadden ze tot het laatste bewaard, omdat ze dachten dat het rustig zou blijven. En toen de stad toch viel, waren ze helaas te laat. Het is niet meteen heel slecht gegaan met het museum. Je had eerst het Vrije Syrische Leger, dat wachtposten zette en zorgde dat er niks met het museum gebeurde. Toen ISIS kwam, zijn vijfhonderd van de beste stukken uit de centrale opslag gehaald naar een bank verplaatst. Maar ISIS heeft die bank meteen beroofd.’

Ze hebben ook het centrale pakhuis met vondsten geplunderd. Op foto’s zie je ze door de dozen gaan op zoek naar iets dat blinkt. En vervolgens gooien ze de doos zo over de schutting. In één middag is er voor tientallen jaren onderzoek vernield. Dat was een grote klap. Daarna is er gevochten in de stad en is het museum gebombardeerd. We zagen ons levenswerk in rook opgaan.’

‘Onze vlucht naar Nederland is al bijna een artikel op zich’

‘Voor de oorlog wilde niemand weg uit Syrië’, vertellen Hiatlih en Haqi. ‘Het was perfect.’ Toen de oorlog uitbrak, verhuisden ze ‘zes of zeven keer’, voordat ze naar het buitenland vluchtten.

Hiatlih ging als eerste. Zijn reis naar Nederland is ‘bijna een artikel op zich’, zegt hij. ‘Ik begon alleen, en ben over land illegaal hiernaartoe gekomen. Mijn vader en moeder kwamen daarna. Ze vielen in het water op de Middellandse Zee, en mijn moeder brak haar rug. Ze raakten elkaar daarna kwijt.’

Samen zochten ze stad en land af. De vader vonden ze na zes maanden, via een Facebookpagina waar andere Syrische vluchtelingen zijn foto hadden gepost. Hij was in Turkije. Zijn moeder vonden ze terug op Lesbos, waar ze in het ziekenhuis lag.

‘We wilden haar in Nederland laten opereren, maar we konden niet mee met het vliegtuig. We hebben haar zware pijnstillers gegeven, en in een rolstoel met trein en bus naar Nederland gebracht, waar ze is geopereerd.’ Beide ouders zijn herenigd en in orde.

Haqi kon via gezinshereniging, met hun twee kleine kinderen naar Nederland komen. De twee studeerden archeologie in Damascus, waar ze elkaar leerden kennen. Ze konden hun studie niet afmaken, maar werkten mee aan de bescherming van erfgoed.

Haqi: ‘In Damascus zie je veel jonge groepen die voor het erfgoed zorgen. Via acties, foto’s, en op Facebook. Erfgoed versterkt onze identiteit, het is van ons.’

Hiatlih: ‘Archeologen kunnen de oorlog niet tegenhouden. Ik weet bijna zeker dat ik niet terug kan naar Syrië. Maar we willen laten zien dat Leiden het land niet is vergeten.’

Anoushka Kloosterman