Achtergrond
Stop met deze schijnwedstrijd
De winnaars van de verkiezingen zijn het vrijwel allemaal eens: wetenschappers moeten mak­kelijker aan geld kunnen komen en niet eindeloos onderzoeks­voorstellen schrijven. Alleen: hoe moet het dan wel? 'Het is idioot idee dat je een rangorde in honderd voorstellen kan maken, en dat nummer 15 echt objectief beter is dan nummer 16, die buiten de boot valt.'
donderdag 23 maart 2017

Hoeveel geld is er überhaupt voor universitaire wetenschap?

Universiteiten krijgen geld, en een gedeelte van dat geld (2,6 miljard in 2014, bron) mogen ze uitgeven aan onderzoek. Dat heet de eerste geldstroom. 

Daarnaast is er een zogeheten tweede geldstroom: dat is onderzoeksgeld dat in competities wordt verdeeld. Wetenschappers schrijven een onderzoeksvoorstel, en de beste voorstellen krijgen geld.

Tenminste, dat is het idee.

Die tweede geldstroom wordt verdeeld door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) en ZonMw, en bedroeg 533 miljoen euro in 2014. En dan zijn er ook nog niet-Nederlandse beurzenverstrekkers, waarbij met name de European Research Council veel geeft, maar daar gaat de Nederlandse politiek niet over.

De partijen zitten nog in de verkenningsfase en het lijkt erop dat het nog maanden duurt voor er een nieuw kabinet is. Maar over één ding zijn veel kandidaat-regeringspartijen het erg eens. VVD, D66, CDA, GroenLinks en ChristenUnie willen allemaal dat het voor onderzoekers makkelijker wordt om aan geld te komen. (Hier alle HO-programma's op een rijtje)

Waarom eigenlijk?

Nou, de Volkskrant hield in 2015 een enquête waaruit bleek dat wetenschappers tien tot dertig procent van hun onderzoekstijd kwijt waren aan het aanvragen van subsidie uit die tweede geldstroom. Dat is allemaal tijd waarin ze dus geen onderzoek doen, en daar worden ze eigenlijk voor betaald.

Maar ze hebben toch die vijf keer zo grote eerste geldstroom al?

‘Vanuit de eerste geldstroom is er vrijwel geen geld meer voor promotieplaatsen’, legt natuurkundige Sense Jan van der Molen uit. ‘Dus moet alles via competitie worden verworven. Op zich ben ik voorstander van competitie, omdat het iedereen scherp houdt. De laatste jaren worden de honoreringspercentages echter zo laag, vaak onder de vijftien procent, en de eisen die aan een voorstel worden gesteld zo hoog, dat wetenschappers heel veel tijd kwijt zijn met een voorstel schrijven. Reken maar eens uit wat het kost als 85 procent van de mensen het schrijfwerk voor niets doet – nog los van de frustratie. Heel vaak komt dit alles bovenop het gewone werk. Kortom: het systeem raakt overbelast.’

‘Ik mag niet klagen, maar er is voortdurend zorg over de continuïteit. Je krijgt voor maximaal vijf jaar geld, en daarna is er misschien wel niets. Dit leidt regelmatig tot kennis- en kapitaalvernietiging. Ik ken vele collega’s bij wie dit speelt. Dat voelt als een zwaard van Damocles.

‘Het idee dat mijn onderzoek naar nieuwe vormen van microscopie, dat internationaal steeds meer aanslaat, in elkaar kan zakken omdat de financiering stopt, vormt een waar spookbeeld. Los daarvan levert het aanvragen en beoordelen van subsidies ook voor mij een grote werkdruk op. Want de rest van het werk gaat gewoon door, natuurlijk.

‘Een groot gevaar dat ik ook zie, is dat er steeds meer mensen vertrekken. De financiering in Duitsland is bijvoorbeeld veel beter en stabieler. Daar kun je plekken vinden met de garantie dat je tot je pensioen altijd twee, drie of vier promovendi zult krijgen. Bij ons zijn dat er nul.

‘Is het erg als talent wegtrekt? Ja. Door de wetenschap op hoog niveau te houden, brengen we nieuwe kennis voort, en trainen we mensen op het hoogste denkniveau. Veel grote bedrijven in Nederland zijn afhankelijk van personeel dat bij ons promoveert. Denk aan ASML, Shell, Philips. Als die de juiste mensen niet meer kunnen vinden, vertrekken zij misschien ook.’

Waarom kost zo’n aanvraag dan zoveel tijd?

‘Het begint met een vooraanmelding, waarbij je een project van anderhalf miljoen euro moet pitchen op vijf kantjes’, vertelt hoogleraar taalwetenschappen Marian Klamer. Het idee is dat je er niet zoveel moeite in steekt, want als je wordt afgewezen is dat niet zo erg. Maar dan moet je dus wel je hele project al uitgedacht hebben. Ik denk dat beurzenverstrekkers dat niet altijd inzien: je rammelt zo’n voorstel er niet zomaar uit.’

Klamer: ‘Daarna moet je een echt voorstel schrijven, en dat gaat ook een paar keer heen en weer. Mijn NWO-subsidie uit 2014 heeft me zeker vijf à zes maanden werk gekost, verspreid over twee jaar. Ik denk dat mensen zouden schrikken als ze wisten hoeveel tijd wetenschappers hieraan kwijt zijn. Dat doe je overigens naast je gewone werkzaamheden, in je vrije tijd dus.’

Wacht even. Zes maanden werk, en dan 15 procent kans dat het daadwerkelijk wat oplevert?

Klamer: ‘Of minder. Bij mijn ronde waren er 300 vooraanmeldingen, waarvan er dertig uiteindelijk geld hebben gekregen, dus dat is tien procent. Maar waarom mochten er 150 door naar de volgende ronde, als er toch maar geld was voor dertig? Laat er dan 75 door, dat scheelt de helft van het werk – ook voor de mensen die de voorstellen moeten beoordelen.’

Doen wetenschappers zich dit zichzelf niet aan?

Ze moeten wel. ‘Je zou best af kunnen spreken dat je maximaal een week besteedt aan het schrijven van een aanvraag’, legt hoogleraar wetenschapscommunicatie Ionica Smeets uit. ‘Dat zou beter zijn voor de wetenschap. Maar dan is het voor een individuele wetenschapper wel verleidelijk om er twee weken in te steken en zo meer kans te maken. Je zou eigenlijk een soort boot camp moeten doen, waarin ze in een week tijd aan een voorstel moeten werken.’ Onaangekondigd natuurlijk, anders wordt het alsnog een wedstrijd wie zich het beste voorbereidt op het kamp.

Wat wil de politiek precies gaan doen?

De partijen zijn het erover eens dat er iets moet gebeuren, maar nog niet over wat. De makkelijkste optie is om geld van de tweede naar de eerste geldstroom te verhuizen. Terug te verhuizen: onderwijsminister en oud-wetenschapper Ronald Plasterk haalde daar in 2007 juist geld weg omdat hij meer competitie wilde. De beste wetenschappers het meeste geld, was het idee.

Een terugverhuizing is natuurlijk deels een verplaatsing van het probleem. In plaats van beursaanvragen gelden sollicitaties bij universiteiten dan als selectiemiddel, maar wie eenmaal binnen is, zit steviger. Van der Molen: ‘Je wilt eigenlijk een optimum hebben. Een systeem waarin geen competitie is en altijd voldoende geld, kan leiden tot veilige en minder geïnspireerde wetenschap. Ik denk ook dat dit in Nederland veel voorkwam tot grofweg de jaren ’90. Een systeem van extreme competitie leidt tot creatieve wetenschap. Maar wellicht ook tot overwerkte wetenschappers die minder tijd en aandacht kunnen besteden aan onderwijs. Achteraf gezien zou de verschuiving door Plasterk best het moment kunnen zijn geweest waardoor we aan de verkeerde kant van het optimum kwamen, dat we zijn doorgeschoten.’

Wat vindt NWO daar van?

Ook Klamer voelt wel voor deze optie: ‘Geef het geld voor postdoctorale onderzoeken, zoals de zogeheten Veni-subsidies van NWO, aan de universiteiten. Die kunnen prima zelf hun postdocs rekruteren, en dat geld dan ook gebruiken om mensen aan zich te binden.’

‘De universiteitsbesturen zeggen juist van niet’, reageert voorzitter Stan Gielen. ‘Bij mijn rondje langs de colleges van bestuur opperde ik wel eens dat universiteiten wat minder aanvragen voor onze beurzen moeten doen, want het slagingspercentage is immers zo laag.

“Nee”, zeggen ze dan: “NWO doet ook aan selectie, en dat helpt ons bij het kiezen van ons personeel.” Mocht de politiek besluiten om die 100 miljoen van Plasterk terug aan de universiteiten te geven, dan moet dat maar, al weet ik niet of dat verstandig is. Meer dan dat wordt lastig, want een groot deel van het NWO-budget is geoormerkt, en ik heb van het ministerie de opdracht gekregen om dat geld aan andere dingen uit te geven.’

Zijn er nog andere opties?

Van der Molen: ‘Je zou een maximum kunnen zetten op wat iemand per jaar kan binnenhalen, inclusief Europese subsidies. Nu is er bij sommige groepen een sterke concentratie van geld; wat ook voor hen geen zekerheid biedt: over vijf jaar kan alles anders zijn.

Smeets: ‘Het is natuurlijk een idioot idee dat je een rangorde in honderd voorstellen kan maken, en dat nummer 15 echt objectief beter is dan nummer 16, die buiten de boot valt. Zo creëer je schijnprecisie. Het zou eleganter zijn om eerst te schiften: alles weg dat niet goed genoeg is, en dan loten onder wat wel goed genoeg is. Dat is ook effectiever, want je slaat een referentiestap over.’

Klamer: ‘Of juist een numerus fixus aan het begin van de rit, als je nog niet al het werk hebt gedaan. Of meer geld erbij natuurlijk: je zou willen dat het slagingspercentage vijftig procent is, in plaats van vijftien.’

Gielen: ‘Geld aanvragen bij NWO duurt misschien wel lang, maar dat komt omdat we zorgvuldig te werk gaan. Als we iets nieuws gaan doen,in de toewijzingsprocedures, willen we daarbij niet onze goede naam te grabbel gooien. Het probleem dat wetenschappers zoveel tijd kwijt zijn met schrijven, los je met loting trouwens niet op: je moet nog steeds een voorstel schrijven. Sommige voorstellen zijn onder de maat, dus je wilt nog steeds scheiden. En juist die laatste stap, waarbij de wetenschapper geïnterviewd wordt, is heel belangrijk. Juist hier krijg je te zien wat voor vlees je in de kuip hebt.’

En meer geld erbij?

‘Ik denk dat dat wel zal moeten, om als wetenschapsland overeind te kunnen blijven’, aldus Van der Molen. ‘Logisch is dan dat het geld voor een “vaste promovendus per groep” via de universiteiten wordt verdeeld. Maar dan moet het wel geoormerkt worden, zodat het echt bij de onderzoekers terecht komt. Daar zou NWO ook een rol bij kunnen spelen.’

NWO denkt er ook zo over. Gielen kwam vorige week met een position paper, waarin hij pleit voor een miljard extra onderzoeksgeld voor Nederland. En dat hoeft niet allemaal naar NWO, maar ook naar de universiteiten zelf.

Het zou zelfs kunnen dat dat geld er ook komt, al wordt het waarschijnlijk maar een stukje van een miljard. Afgezien van VVD en PVV hebben alle grotere partijen extra geld voor wetenschap in hun programma staan.

Gaat er in de tussentijd nog iets gebeuren?

Op 4 april organiseert NWO een congres over de vraag hoe de aanvraagdruk kan worden verlaagd; de aanmeldtermijn is overigens al verstreken. Gielen: ‘En eind juni is er een internationale conferentie over hetzelfde onderwerp, want deze problematiek speelt ook in de EU als geheel.’

In september hoopt hij een plan van aanpak naar de nieuwe minister van Onderwijs te sturen. ‘Maar als we besluiten om iets anders te gaan doen, willen we dat enkele maanden van tevoren aankondigen: wetenschappers moeten zich daar wel op kunnen instellen.’

Eind goed, al goed?

‘De druk is zo hoog, dat het ellendig blijft’, aldus Smeets. ‘Zelfs met het best denkbare systeem vallen er goede mensen buiten de boot.’

Door Bart Braun